21 MRT, 2023 • 23-121559
Bodem en water sturend, brief aan de VC voor Infrastructuur en Waterstaat van de Tweede Kamer
Geachte dames en heren,
Uw Kamer vergadert op 27 maart a.s. over de Kabinetsbrief van 25/11/22 over ‘bodem en water sturend’ bij ruimtelijke ordening. VNO-NCW, MKB-Nederland en VEMW zijn voorstander van de sturende rol die het kabinet voorstaat voor het water- en bodemsysteem bij de toekomstige inrichting van Nederland, maar hebben zorgen over onderstaande zes voornemens.
Drinkwaterbeschikbaarheid onder druk
Het kabinet vraagt aan ‘grootverbruikers’ het drinkwatergebruik met 20% te reduceren. Zo wil het kabinet het effect beperken van de toename van de watervraag in relatie tot de schaarsere beschikbaarheid van water. Het kabinet wil daarbij bezien hoe het beleidsinstrument beprijzing het beste kan worden ingezet voor het toekomstbestendig maken van de drinkwatervoorziening.
- Het bedrijfsleven is bereid mee te werken aan de realisatie van de besparingsambitie van het kabinet, maar maatwerk moet daarbij het uitgangspunt zijn. Waterafhankelijke bedrijven kunnen namelijk sterk van elkaar verschillen. Een raffinaderij heeft bijvoorbeeld een totaal ander ‘waterprofiel’ dan een frisdrankenproducent. Ook de omstandigheden waaronder bedrijven met water ondernemen zijn vrijwel nooit gelijk. Er zijn situaties waarbij er geen (op korte termijn) haalbare of duurzame alternatieven beschikbaar zijn voor het gebruik van drinkwater. Ook kan sprake zijn van toepassingen waarbij drinkwaterkwaliteit absoluut vereist is. Tot slot kan de urgentie voor besparing verschillen. Zo is de druk op de waterbeschikbaarheid op de hoge zandgronden groter dan in laag Nederland. Kortom, de mogelijkheden om (drink)water te besparen verschillen sterk per watergebruiker. Overigens gaan wij ervan uit, dat de besparingsambitie enkel op drinkwater betrekking heeft en niet op water van andere kwaliteit (zoals industriewater).
- Het effect van beprijzing moet vanwege de beperkte prijselasticiteit van water niet worden overschat.
Het bedrijfsleven wil dat beprijzing als middel om watergebruik te verduurzamen behoedzaam wordt ingezet. Redelijke prijzen zijn van belang voor het vestigingsklimaat waarin waterafhankelijke bedrijven moeten opereren.
Het bedrijfsleven bepleit dat de (mogelijk hogere) opbrengst van de belasting op leidingwater niet naar de schatkist gaat maar wordt aangewend voor het helpen van bedrijven bij het doen van investeringen die noodzakelijk zijn voor de reductie-opgave, circulariteit en bronaanpak. Bijvoorbeeld via het verstrekken van subsidies.
Leveringszekerheid drinkwater onder druk
Door toe te werken naar nieuwe en diverse drinkwaterbronnen wil het kabinet zorgen voor voldoende drinkwaterbronnen van voldoende kwaliteit. Provincies en drinkwaterbedrijven schalen daarbij op via regionale systemen naar een verbonden landelijk drinkwaternet.
Niet alleen de waterbeschikbaarheid staat onder druk, maar ook de leveringszekerheid. Vitens, het grootste drinkwaterbedrijf in Nederland, heeft in 2022 maar liefst 19 keer een aanvraag volledig of deels niet kunnen honoreren. Dit komt doordat de zoektocht naar nieuwe winningen en de bijbehorende processen en procedures bij de provincies veel te lang duren. Ook kunnen de huidige winvergunningen niet volledig worden ingezet omdat de provincies keer op keer beperkingen opleggen of om aanvullend onderzoek vragen. Hierdoor dreigt de drinkwaterafhankelijke economie in het gebied, dat uit 5 provincies bestaat, vast te lopen. Dat is zeer zorgelijk.
Het bedrijfsleven vraagt de minister provincies maximaal aan te zetten om hun drinkwaterwinningen uit te breiden. Vergunningen moeten sneller en makkelijker worden gegeven. Verzoeken voor nieuwe locaties waar grondwater kan worden gewonnen moeten prioriteit krijgen. Waar nodig moeten regels of procedures worden veranderd.
Begrenzing van koelwaterlozingen
Het kabinet wil de koelwaterlozingen op de grote rivieren begrenzen. Daarmee zou de temperatuur van het rivierwater op een acceptabel niveau blijven. Nu geldt daar nog nog een maximumteemperatuur van 28°C in het ontvangende water. Het Rijk werkt toe naar een maximum van 25°C.
Rijkswaterstaat (RWS) is kritisch over dit Kabinetsvoornemen (Quick scan Water en Bodem Sturend, 4 oktober 2022). RWS spreekt van een ‘onhaalbaar beleidsdoel’ aangezien ‘het temperatuurdoel door de buitenlandse warmtevracht en de klimaatverandering al overschreden wordt’. Bovendien stelt RWS dat “de noodzaak om aan het temperatuurdoel vast te houden onvoldoende vaststaat, en de voorgestelde oplossing averechtse effecten kan veroorzaken”. Tot slot wijst RWS op de moeilijke uitvoerbaarheid vanwege ‘de verwachte impact op vergunningverlening en juridische functies en de juridische kwetsbaarheid van de besluiten’.
Verlaging van de maximumtemperatuur heeft forse negatieve gevolgen voor de Nederlandse industrie- en energiesector waar veel koelwater wordt gebruikt. De kans dat bedrijven in droge perioden, zoals de afgelopen zomer, gedeeltelijk of geheel moeten worden stilgelegd, neemt hierdoor toe. Door het aanpassen van de temperatuurnorm neemt de ruimte om warmte te lozen sterk af. Deze is de laatste jaren al kleiner geworden door de effecten van klimaatverandering: de gemiddelde watertemperatuur van de grote rivieren is met bijna drie graden toegenomen in de afgelopen honderd jaar. Ook het aantal dagen met een temperatuur boven de 20°C neemt sterk toe, van ongeveer 25 in 1910 naar bijna 85 dagen nu (bron: RWS). Nu al komt de temperatuur al zeer regelmatig boven de 25°C, waardoor bedrijven steeds vaker kampen met beperkingen van de lozingsruimte.
Het bedrijfsleven bepleit een heroverweging van de voorgenomen verlaging van de maximumtemperatuur. De kabinetsmaatregel leidt ertoe dat de industriële productie en de stroomvoorziening ernstig in gevaar komen. Door het verlagen van de temperatuurnorm verdwijnt de speelruimte om een droge zomer door te komen.
Begrenzing van grondwateronttrekkingen
Het kabinet wil de nadelige effecten van grondwateronttrekking beperken om ook in de toekomst zoveel mogelijk functies te faciliteren. Als de balans tussen het grondwatersysteem en de grondwaterafhankelijke functies verstoord wordt, wil het kabinet de vergunningen en andere afspraken voor onttrekkingen uit grondwater aanpassen. Provincies stellen daartoe een grondwaterplafond op.
Toegang tot grondwater van goede kwaliteit is van cruciaal belang voor bedrijven in verschillende sectoren, met name in de voedingsmiddelenindustrie. Dit belang wordt alleen maar groter nu de levering van drinkwater door drinkwaterbedrijven aan zakelijke consumenten in steeds meer gebieden onder druk staat. De industrie gaat verantwoord om met grondwater. Het totale grondwatergebruik is in 2020 bijna gehalveerd ten opzichte van 2003.
Het bedrijfsleven vindt dat duurzaam ondernemende bedrijven de mogelijkheid moeten blijven behouden om eigenstandig grondwater te onttrekken ten behoeve van de productie. Wij willen dan ook dat economische belangen in een vroeg stadium van de (ruimtelijke) planvorming worden meegenomen bij het maken van afwegingen op landelijk, regionaal en lokaalniveau. Wij vinden het belangrijk dat water langer wordt vastgehouden en minder snel wordt afgevoerd. Het bedrijfsleven kan hier in grote mate aan bijdragen, zo worden bijvoorbeeld maatregelen in het kader van klimaatadaptie en rivierwaterveiligheid door oppervlaktedelfstoffenwinning (grondstoffen noodzakelijk voor de woningbouw) kosteloos in vele projecten gerealiseerd. Dit vergroot de sponswerking van de bodem waarmee een robuust grondwatersysteem kan worden bereikt en watergebruiksfuncties kunnen worden gerespecteerd.
Beschikbaarheid van de zoetwatervoorziening
Het Kabinet wil de aanvoer van extra zoetwater niet altijd en overal garanderen, waardoor op termijn vaker sprake zal zijn van tijdelijke regionale verzilting. Het Kabinet vraagt alle watergebruikers hiermee rekening te houden en zelf maatregelen te nemen om beter bestand te zijn tegen periodes van extreme droogte, watertekorten en verzilting.
Het Kabinet overschat wat de watergebruikers aan maatregelen nog kunnen nemen om beter bestand te zijn tegen periodes van extreme droogte, watertekorten en verzilting.
Op dit moment wordt daar al maximaal op ingezet door de industrie. Met de ‘Klimaatbestendige Zoetwatervoorziening Hoofdwatersysteem’ wordt landelijk ingezet op vergroting van de waterbeschikbaarheidnin het (zoetwater)systeem. Het bedrijfsleven vindt dat dit er niet toe mag leiden dat in tijden van droogte bovenstrooms boven benedenstrooms gaat en de zoetwatervoorzieining in West Nederland wordt opgegeven.
Zandwinning op zee en kustuitbreiding
Het kabinet staat kustuitbreiding vooralsnog niet toe. Hiermee wordt voorkomen dat er onnodige druk wordt gelegd op de zandvoorraad, die cruciaal is om de kust op orde te houden met het oog op zeespiegelstijging.
Dit kan mogelijk botsen met de plannen die het kabinet vorig jaar september bekend maakte voor de verdere groei van windenergie op zee als onderdeel van de versnelling van de energietransitie. Op dit moment werkt het kabinet al toe naar ca. 21 gigawatt rond 2030. Om de industrie en samenleving in Nederland snel te kunnen verduurzamen moet windenergie op zee na 2030 nog flink doorgroeien. Hierbij wordt nu uitgegaan om in 2040 ca. 50 gigawatt aan windvermogen op te wekken en in 2050 ca. 70 gigawatt.
Het bedrijfsleven onderschrijft het cruciale belang van zand voor de houdbaarheid van de kustlijn en de veiligheid van Nederland in de toekomst. Het is echter niet uitgesloten dat kustuitbreiding nodig is om de groei van windenergie op zee verder te versnellen. Hiermee kan dan de verbinding worden gelegd tussen de groeiende windenergie met de benodigde uitbreiding van de aanlandingen. In een aantal kustgebieden wordt hier nu onderzoek naar gestart. Daarnaast wordt er door het bedrijfsleven en overheden zeezand gebruikt in projecten, waarbij er steeds meer wordt ingezet op circulariteit. Het bedrijfsleven vraagt de minister om betrokken te worden bij het onderzoek naar de zandbehoefte als gevolg van zeespiegelstijging en om de mogelijkheden voor kustuitbreiding nodig voor de energietransitie in de toekomstige afwegingen bij het onderzoek mee te wegen.
Tot slot een meer algemene opmerking. Voor de verdere uitwerking en uitvoering is menskracht nodig. Deze ontbreekt vaak op allerlei overheidslagen, vooral voor de uitvoeringspraktijk. Het bedrijfsleven ziet hier een groot risico voor de goede uitvoering van ‘water en bodem sturend’. Het bedrijfsleven roept het Kabinet dan ook op voor voldoende menskracht en middelen voor de uitwerking en uitvoering zorg te dragen (en dat begint al bij het onderwijs) en meer samen te werken met het bedrijfsleven. Voor een dergelijke publiek-private samenwerking zijn goede en innovatieve arrangementen nodig en geen standaard aanbestedingen.
Met vriendelijke groet,
Guusje Dolsma
Plv. Directeur beleid