Wet homologatie onderhands akkoord, brief aan de VC voor Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer

18-10-2019

Geachte dames en heren,

 

De WHOA heeft betrekking op het kunnen opleggen van een dwangakkoord aan schuldeisers van ondernemingen die wel levensvatbaar zijn, maar vanwege een te zware schuldenlast toch insolvent dreigen te raken. Daarmee kan een surseance van betaling of een faillissement worden voorkomen.

 

VNO-NCW en MKB-Nederland zijn positief over dit wetsvoorstel, dat in het belang is van alle bij de onderneming betrokken partijen. Het is een instrument dat onnodig kapitaalverlies doet tegengaan en voor schuldeisers een gunstigere uitkomst moet geven dan een liquidatie in een regulier faillissement. Uiteraard moet wel worden voorkomen dat schuldenaren de regeling oneigenlijk kunnen gebruiken om hun schulden te saneren en de schuldeisers op een zijspoor worden geplaatst.

 

In de memorie van toelichting wordt aangegeven, dat het wetsvoorstel beoogt een effectieve en breed toegankelijke akkoordregeling tot stand te brengen die zeker ook bruikbaar is voor het mkb. Daarbij wordt verwezen naar de positieve uitkomst van de Amerikaanse chapter 11-procedure waaruit na onderzoek zou blijken dat concurrente schuldeisers bij een dwangakkoord gemiddeld 52% van hun vordering ontvangen

 

VNO-NCW en MKB-Nederland zouden een dergelijke versterking van de positie van de ondernemer in het mkb als crediteur een welkome en noodzakelijke verandering in het faillissementsrecht zien. We vragen daarbij wel te monitoren of dit ook echt zo is omdat we de indruk hebben dat de regeling voor het mkb te duur is. Dit zou in de door ons gewenste evaluatie kunnen worden meegenomen.

 

In de bijlage geven VNO-NCW en MKB-Nederland een aantal verbeterpunten bij het wetsvoorstel en ook is een aantal vragen opgenomen ter verduidelijking. Deze betreffen onder meer:

  • het voorkomen dat de schuldenaar keer op keer beroep op de regeling kan doen;
  • directe betaling noodzakelijk bij doorleveringsverplichting;
  • geen gebruik van de regeling mogelijk indien evident is dat de onderneming verliesgevend is geworden vanwege een overtollig personeelsbestand of van in verhouding te hoge arbeidskosten;
  • het opnemen van een evaluatiebepaling;
  • geen dwangakkoord voor ondernemingen die geen overlevingskansen meer hebben;
  • wie de herstructureringslasten draagt;
  • de positie van de schuldeiser in het akkoord ten opzichte van zijn positie bij afwikkeling in faillissement;
  • de persoon van de observator en de herstructureringsdeskundige.

Hoogachtend,

 

G. Dolsma
wnd. directeur Economische Zaken

Lees meer over