3 APR, 2023 • Achtergrond

5 lessen die we kunnen leren van Flevoland over ruimtelijke ordening

Een miljoen woningen erbij in Nederland. Én ruimte voor natuur én plek voor landbouw. Daarbij ook voldoende ruimte voor werk om de economie draaiende houden. Hoe gaan we dat fiksen? Kunnen we iets leren van Flevoland, misschien wel de meest bedachte provincie van Nederland?

 

Sinds het ontstaan in de jaren veertig is Flevoland één groot ruimtelijk experiment. Nederland had eerst landbouwgrond en later woningen nodig, daarom werd een deel van de Zuiderzee ingepolderd. Er is geen straat, bedrijventerrein of weiland in Flevoland waar overheidsplanologen zich niet over hebben gebogen. Die ervaring kan nu van pas komen. De puzzel van Nederland – waar gaan we wonen, werken en recreëren – is behoorlijk ingewikkeld. Welke lessen die in Flevoland zijn geleerd, kunnen we toepassen om die op te lossen?

 

Les 1: Teveel top-down plannen werkt niet

‘Flevolanders zijn best trots op hun polder’, zegt historicus en schrijver Eva Vriend uit Emmeloord. Zij schreef Het nieuwe land, over het ontstaan van Flevoland. Als historicus ziet ze dat de plannen voor de Noordoostpolder soms tekort schoten. De landelijke overheid besliste alles top-down, zonder inspraak. De eerste dertig jaar van de bewoning waren in de polder geen gemeenteraden, rijksambtenaren gingen zelfstandig te werk. Telkens planden zij voor de behoefte van dát moment. Bij de Noordoostpolder was dat landbouwgrond, bij Lelystad en Almere waren dat woningen om Amsterdam te ontlasten.

‘Achteraf kun je zeggen dat de Noordoostpolder als landbouwgebied heel goed is gelukt’, vindt Vriend, ‘maar het was beter geweest als de rijksplanologen ook vooruit hadden gekeken naar ontwikkelingen als groeiende automobiliteit en bevolkingsopbouw. Er werd alleen gedacht aan gezonde jonge plattelandsfamilies.’

Ook nu is er weer wensdenken, merkt de Groningse planoloog Gert de Roo bij sommige provinciaal bestuurders. ‘Een gedeputeerde in Friesland zei dat als de Lelylijn van Lelystad naar Groningen er komt, zijn provincie wel 320 duizend woningen kan bouwen om de Randstad te ontlasten. Als je rekent met ongeveer drie personen per woning, komt dat neer op een in Nederland ongeziene volksverhuizing van een miljoen mensen. Die gedachte is absurd.’

Dat minister De Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening alle gemeentes volgens een vaste verdeelsleutel woningen wil laten bouwen, vindt De Roo begrijpelijk, maar een bestuurderstafeloplossing. Liever ziet hij gemeenten hun bouwverplichtingen regionaal verdelen en kijken hoe ze elkaar kunnen aanvullen. ‘De woningopgave van minister De Jonge is bedoeld voor werkende mensen met een niet zo hoog salaris. Politiemensen en zorgmedewerkers, onderwijzers en fabrieksmensen. Zij willen wonen waar hun werk nu is, niet waar een overheid huizen plant.’

 

‘Ook nu is er weer wensdenken’

 

Les 2: Laat werken geen onderschoven kindje zijn

Bij het ontwerp van Lelystad in de jaren zestig waren er weinig realistische plannen voor het bedrijfsleven. Ruimte genoeg, maar allemaal grote kavels bedoeld voor grote bedrijven. ‘Als die al kwamen, waren het bedrijven waarvan de directie niet in Lelystad wilde wonen’, vertelt Chris Heynen. Met zoon Dion leidt hij Heynen Systems Tricover. Het bedrijf, opgericht in 1979, maakt en exporteert wereldwijd tricot matrashoezen en bijbehorende machines. ‘Daardoor ontbrak een sociale laag in de stad: ondernemers met een beetje geld die ook tijd in de opbouw van Lelystad wilden investeren. Voor jonge ondernemers zoals ik was überhaupt geen ruimte bedacht. Zoals iedereen ben ik begonnen vanuit huis en daarna wilde ik een kleine goedkope bedrijfsruimte hebben om langzaam te groeien. Die was er dus niet. Uiteindelijk kon ik een hoekje huren bij een bedrijf dat ruimte over had.’ Nog steeds werkt ongeveer de helft van de beroepsbevolking in en om Amsterdam.

De geschiedenis van Flevoland leert ons dus een belangrijke les, zegt Annemarie Jorritsma, oud-burgemeester van Almere en voormalig minister van Verkeer en Waterstaat. ‘Er moet werkgelegenheid in de buurt zijn van wonen. De eerste jaren van Almere stond je aan het begin van de dag in de file de stad uit en aan het einde van de dag in de file de stad in. Er waren in de stad namelijk nog weinig bedrijven voor de eigen inwoners omdat de plannenmakers zich focusten op wonen en niet op werken.’

Planoloog Gert de Roo wijst er op dat er een tempoverschil zit tussen plannen van wonen en van werken. ‘Een woonwijk plan je in zijn geheel en zet je in één keer neer. Een bedrijventerrein loopt in een jaar of dertig vol. Een bedrijventerrein van tien jaar oud lijkt dan voor twee derde onbenut en overbodig, met braakliggende plekken die geschikt lijken voor woningbouw, maar zo werkt het niet helemaal. Dat terrein zit lekker op schema voor toekomstig gebruik.’Flevoland was na de aanleg van Zuidelijke Flevoland lang een zorgenkindje door hoge werkloosheid, leegstand en criminaliteit. Inmiddels is ‘de polder’ opgekrabbeld. Flevoland telt nu 434.000 inwoners, 175.000 woningen en 50.000 bedrijven. In heel Nederland zijn 17,5 miljoen mensen, 8 miljoen woningen en 2,1 miljoen bedrijven. Daarmee zijn er in de provincie net iets meer bedrijven dan gemiddeld in Nederland. Was de provincie tot in het eerste decennium van deze eeuw nog in de top van de werkloosheidscijfers, nu doet de Flevoland het maar iets minder (3,8 procent) dan het landelijk gemiddelde (3,6 procent).

Les 3: Denk goed na over infrastructuur en ov

In de Noordoostpolder is het verkeer nog steeds een zorgenkindje. Er is geen treinverbinding en er zijn geen doorgaande snelwegen. ‘Als je in een hoek van de polder woont, moet je niet ziek worden, want het kan soms een uur duren voordat een ziekenauto bij je thuis is’, weet Eva Vriend. De wettelijke aanrijtijd is een kwartier.

‘In de begintijd van Lelystad was de bereikbaarheid hier lastig’, herinnert ondernemer Chris Heynen zich. ‘Er was alleen een busdienst van en naar de stad, een treinstation kwam er pas na 21 jaar in 1988. Het systeem van gescheiden routes voor auto’s’, fietsers en voetgangers maakt de stad voor buitenstaanders vaak een doolhof.’ De drie verschillende rijbaanniveaus werden in de jaren negentig mede daarom op veel plekken afgebroken. Na 24 jaar werd in 2012 de spoorlijn uit Amsterdam doorgetrokken naar Zwolle.

Haar ervaring als minister voor wegen en als burgemeester van Almere, leidt tot een dringend advies van Jorritsma: ‘Als je investeert in infra: vergeet het openbaar vervoer niet. Uit mijn eigen praktijk weet ik nog dat de neiging is om te laat aan openbaar vervoer te denken om lege bussen te voorkomen. Als de burger eenmaal met de auto forenst, krijg je hem er niet gemakkelijk weer uit.’

 

‘Vergeet het openbaar vervoer niet’

 

Les 4: Alleen huizen bouwen is niet voldoende

De planning in de Noordoostpolder ging zo ver dat gezinnen geselecteerd werden om in de polder te mógen wonen. Het nieuwe land werd zo bevolkt door een homogene groep maatschappelijk betrokken jonge mensen die een gemeenschap wilden opbouwen. ‘Maar op een geven moment worden er gehandicapte kinderen geboren en mensen worden oud of ziek. Zorgcentra, sportfaciliteiten of een bibliotheek moesten de mensen zelf opzetten. Dat kun je niet meer vragen, de maatschappij is te veel veranderd sinds de jaren vijftig en zestig.

Lelystad is nu op de goede weg, vindt Dion Heynen, geboren en getogen in de stad. ‘Sinds een jaar of tien merk ik dat mensen en bedrijven van buiten  hier bewust naartoe gaan. Terecht. Lelystad zit dicht bij Schiphol, er is sinds 2018 een containerhaven en er is nog genoeg ruimte voor bedrijven. Maar het blijft lastig dat er nog steeds geen hoger onderwijs is, dat maakt het moeilijk om dicht bij huis specialisten te vinden.’

‘Bij de ontwikkeling van Almere is geleerd van Lelystad’, zegt Annemarie Jorritsma. ‘Het idee achter Almere, kernen met een park of natuur op loopafstand daartussen, is nog steeds een heel aantrekkelijk concept. Bij het ontwerp werd vanuit de praktijk gedacht. Als je veel woningen plant, denk dan ook aan scholen, maatschappelijke voorzieningen en ruimte voor bedrijven.’

 

Les 5: Ga met álle stakeholders om tafel in plaats van een plan van bovenaf

Een tip van de oud-burgemeester Jorritsma aan minister De Jonge: Betrek alle stakeholders bij wat je doet. Toekomstige huizenbezitters bij hun woning bijvoorbeeld. ‘Mijn favoriete wijk is het Homeruskwartier omdat er veel particuliere bouwprojecten zijn, een initiatief van toenmalig wethouder Adri Duivesteijn. Dat hebben we afgekeken van de herbouw van de Enschedese wijk Roombeek, na de vuurwerkramp in 2000. Die mensen willen iets moois maken van hun leefomgeving. En betrek buurgemeenten bij de invulling van bedrijvigheid. Wij konden ruimte bieden aan gemeenten in Het Gooi voor bedrijven die wilden groeien. Dat die bedrijven naar Almere gingen, was een troost voor de gemeente omdat hun inwoners hun baan hielden.’

Samenwerken en aanvullen is precies wat de Groningse planoloog Gert de Roo bestuurders aanraadt. Twee decennia geleden bedacht hij LILA, ‘Living in Leisure-rich Areas’. ‘Het Planbureau voor de Leefomgeving vroeg er laatst nog naar’, zegt De Roo ‘Normaal is ruimte óf rood, bebouwing, óf groen, natuur, als planologen nadenken. Bestuurders denken bij economische ontwikkeling altijd aan industrie als in de Randstad. Kijk liever wat er echt gebeurt in de regio en speel daar op in bij woningbouw en bedrijfslevenbeleid. Bij planning moet je kijken waar een regio aanvullend kan zijn, niet hoe ze kan concurreren met andere regio’s.’

 

Op de hoogte blijven van onze beste artikelen? Schrijf je dan gratis in voor onze nieuwsbrief.

Handig: de wekelijkse Forum-alert

Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.

regionale economieruimte voor ondernemenruimtelijke ordening