7 DEC, 2023 • Nieuws
Richt cao-overleg op lange termijn
‘Richt het arbeidsvoorwaardenoverleg weer beter op de uitdagingen op lange termijn. Dat is in het belang van zowel werkenden als de continuïteit van bedrijven. Ondernemingen staan de komende jaren voor grote veranderingen en de economische situatie is onzeker. Zo dreigen investeringen stil te vallen.’ Dat schrijven AWVN, VNO-NCW en MKB-Nederland in de Arbeidsvoorwaardennota 2024, hun jaarlijkse advies aan cao-onderhandelaars, dat vandaag verschijnt onder de titel ‘De toekomst wacht niet’.
In de nieuwe nota schetsen de gezamenlijke werkgeversverenigingen dat de gemiddelde collectieve loongroei met 7,1% in 2023 historisch hoog is en feitelijk los is komen te staan van de economische situatie binnen veel bedrijven en sectoren. Dit is niet houdbaar, stellen de werkgevers. Er komen grote uitdagingen op de arbeidsmarkt af, bijvoorbeeld door de vergrijzing en de verduurzaming. Ondertussen staat de groei van de arbeidsproductiviteit stil en blijven investeringen in inzetbaarheid achter.
Speerpunten
Om de welvaart op peil te houden en loonkosten te kunnen dragen, zien de werkgeversorganisaties twee grote speerpunten in de komende jaren. Zo moeten cao-partijen de loongroei weer koppelen aan de bedrijfseconomische situatie en de vooruitzichten in de sector. Daarnaast moet fors werk worden gemaakt van het verbeteren van de (arbeids-)productiviteitsgroei door slimmer werken en beter gebruik van nieuwe technologie. Dit is nodig nu de arbeidsmarkt alleen maar krapper wordt door de vergrijzing en om zo de loongroei in de toekomst te vergroten.
Onder de oppervlakte reden tot zorg
‘Aan het oppervlak van de Nederlandse economie lijkt het goed te gaan’, aldus de werkgeversorganisaties. Indicatoren als de lage werkloosheid en de winsten van bepaalde toonaangevende bedrijven laten een positief beeld zien. Op de achtergrond zijn er echter zorgwekkende ontwikkelingen aan de gang. Zo wijzen ze op een toenemend aantal faillissementen, krimp van de industrie, lage investeringen waardoor de groei steeds meer onder druk komt, hardnekkige inflatie en de recessie waarin de economie zich inmiddels bevindt.
Laat (meer) werken, meer lonen
Bezorgd zijn de ondernemingsorganisaties over bedrijven en branches die met snel oplopende loonkosten te maken hebben als gevolg van verhogingen van het minimumloon en de invoering van het minimumuurloon. Dat heeft niet alleen effect op de laagste loonschalen, maar drijft het gehele loongebouw op. In ruim een jaar tijd stijgt het minimumloon tot 30%. Daarmee behoort het in Nederland tot de hoogste van Europa. Tegelijkertijd lost een hoger minimumloon het probleem van de groep werkende armen niet op. Armoede onder werkenden treft vooral mensen met kleine banen of zzp’ers met geringe inkomsten. Ook leidt een hoger loon niet altijd tot een hoger inkomen door het wegvallen van toeslagen of belastingvoordeel. Belangrijk is dan ook dat (meer) werken meer loont en werkenden netto meer overhouden. Dat is nu een steeds groter probleem aan het worden en zou topprioriteit moeten zijn van een nieuw kabinet. ‘Het moet veel aantrekkelijker worden om meer te gaan werken of te starten vanuit bijvoorbeeld de bijstand,’ aldus de werkgevers.
Cao-partijen kunnen zelf meer werken ook aantrekkelijker maken. Bijvoorbeeld door in gesprek te blijven gaan met deeltijdwerkers met de vraag of zij meer uren willen werken en door het werk, werktijden en werkomstandigheden aantrekkelijker te maken. Hier valt nog veel te winnen en dit wordt steeds belangrijker nu de krapte groot blijft.
Ziekte
Als zorgpunt benoemen de werkgevers in hun nota het hoge ziekteverzuim. In 2022 en 2023 is het op het hoogste niveau van de afgelopen twintig jaar. Naar schatting kost het ziekteverzuim werkgevers alleen al 17 miljard euro aan loondoorbetaling over verzuimde uren en het verergert de toch al als hoog ervaren werkdruk. Om de verzuimcijfers omlaag te krijgen, moeten werkgevers meer inzetten op preventie en investeren in de ontwikkeling en opleiding van werknemers. ‘Opleidingsbudgetten zijn er voldoende, maar die worden nog te weinig benut’, aldus de werkgevers.