25 NOV, 2021 • Europees nieuws
Karel Lannoo (CEPS): 'Een sterker Europa vraagt een sterkere demos'
Op de vraag waar Europa politiek moet staan over twintig jaar zal het antwoord veelal een sterker Europa zijn. Dat betekent meer ‘checks and balances’, een grotere rol voor de verkozen instellingen of het Europese Parlement in het bijzonder, en een Europese publieke opinie. Deze ambitie werd in het verleden ook reeds gesteld, maar blijft tot op vandaag een streefdoel. Met de Von der Leyen Commissie, en de reactie op de Covid crisis, is de macht van de Europese instellingen nog versterkt, vooral onder het ‘Next Generation EU’ herstelplan, maar niet de controle op het bestuur.
Een Conferentie over de Toekomst van Europa werd een jaar geleden gestart en zal in maart 2022 bevindingen overmaken aan de leiders van de 27 EU lidstaten. In dit kader worden o.m. met Europese burgers debatten georganiseerd over bouwstenen voor een ‘veerkrachtiger Europa’. Twintig jaar geleden werd die vraag ook gesteld in een vorige conferentie over de toekomst Europa, die een wrange nasmaak naliet. Het leidde tot de vaststelling dat grote wijzigingen aan het EU verdrag niet meer mogelijk zijn, maar dat een meer stapsgewijze benadering nodig is, dit is wat we sedertdien hebben gezien.
Deze stapsgewijze versterking van de EU, met bijvoorbeeld de start van het Europese stabiliteitsmechanisme in 2012 en het Europese banktoezicht bij de ECB na de financiële crisis, of het samen bestellen van vaccins en het Europese herstelplan bij de huidige pandemie, stelt echter een probleem van democratische controle. Die vraag stelt zich daarenboven meer en meer met de toenemende complexiteit van Europese wetgeving. Neem nu de controle op ‘big tech’ en een publieke discussie over de EU wetsvoorstellen daaromtrent, of de financiële en duurzaamheidswetgeving. Slechts weinigen slagen er nog in dit ten gronde op te volgen, tenzij de belangengroepen. Het Europese Parlement (EP) wordt verondersteld daarop toe te zien, maar als er niet voldoende analyse daarvan is, noch een Europese publieke opinie, is er een probleem.
Dit zgn. ‘democratisch deficit’ van de EU is het duidelijkst in het wetgevend initiatiefrecht, dat bijna volledig bij de Europese Commissie ligt – dus niet zoals bij de lidstaten, waar dit het nationale parlement toekomt. Het EP en de lidstaten kunnen vragen initiatieven te nemen, maar in praktijk heeft de Europese Commissie het alleenrecht in wetsvoorstellen. En wie bepaalt wat in wetsvoorstellen staat, over bijvoorbeeld het gebruik van artificiële intelligentie, of de werking van digitale markten? De keuze van wat en hoe er in wetsvoorstellen wordt gegoten gebeurt in achterkamertjes van de Commissie, in onderhandelingen tussen de kabinetten van de Commissarissen, soms in samenwerking met vooral de grootste lidstaten, en ook belangengroepen.
In de laatste Verdragswijziging werd de mogelijkheid opgenomen tot Europese burgerinitiatieven, waarbij een miljoen handtekeningen tot een wetgevend initiatief kan leiden. Echter, sedert 2009 zijn er 104 vragen geweest voor wetgeving, waarvan slechts twee tot een reactie leidden, de meeste (81) waren, aldus de Commissie, buiten haar bevoegdheid. Een meer Europese publieke opinie groeit ook maar langzaam, gezien de heel beperkte aandacht in nationale en lokale media voor het Europese beleid.
Wat de Conferentie over de Toekomst van Europa dus moet doen is duidelijke voostellen maken om de rol van het Europese parlement te versterken, zonder grote verdragswijzigingen wel te verstaan, en structuren stimuleren voor Europa-wijde media. Gezien de structuur van de EU, met een sterk gewicht van de lidstaten, valt het te betwijfelen of hier iets zal veranderen.
Karel Lannoo
Chief Executive, Centre for European Policy Studies CEPS