7 FEB, 2024 • Weekbulletin
Topsectoren in beeld: Topsector Water & Maritiem
In de topsectoren werken bedrijven, wetenschap en overheid samen aan innovatie en kennisdeling. Het doel is om te zorgen dat Nederland economisch tot de wereldtop blijft behoren en om oplossingen te vinden voor maatschappelijke uitdagingen als vergrijzing en schaarste van voedsel, water en energie. In deze aflevering: Thecla Bodewes, boegbeeld van de Topsector Water en Maritiem.
Vertel eens over het werk van jullie topsector.
‘Klimaatverandering, de toenemende wereldbevolking, tekorten aan zoetwater, vervuiling in rivieren en zeeën en bescherming tegen zeespiegelstijging: in de hele wereld groeien de wateruitdagingen. Wij zetten als topsector publiekprivate samenwerking in om slimme, innovatieve oplossingen te vinden voor deze uitdagingen én om deze oplossingen te vermarkten in binnen- en buitenland. Zonder verdienmodel is een innovatie niet opschaalbaar en dus niet levensvatbaar.
De topsector bestaat uit drie deelsectoren: delta-, water- en maritieme technologie. Wij zijn de verbindende schakel tussen alle aangesloten bedrijven: van scheepsbouwers en baggeraars tot drinkwaterbedrijven en ingenieursbureaus, van publieke tot private werkgevers, van mkb’ers tot grote bedrijven die wereldwijd actief zijn. Samen met de kennisinstellingen werken zij aan onder meer schone en slimme schepen, nieuwe waterzuiveringstechnologieën, hergebruik van water, het terugwinnen van grondstoffen uit afvalwater, het winnen van energie en grondstoffen op zee en een klimaatbestendig Nederland met voldoende schoon water voor iedereen.’
Welke ontwikkelingen ziet u?
‘In alle geledingen ligt de nadruk op klimaatadaptatie, circulariteit en verduurzaming. Overal ter wereld wordt ingezet op kustverdediging en deltabeheer, om overstromingen tegen te gaan. Daarbij is steeds meer aandacht voor projecten rond building with nature, die de natuur gebruiken om de risico’s van klimaatverandering het hoofd te bieden. Denk aan Ruimte voor de Rivier, waarbij dijken werden verlegd, uiterwaarden afgegraven en geulen aangelegd om het water meer plek te geven. Het (demissionaire) kabinet heeft besloten dat water en bodem leidend moeten zijn bij de ruimtelijke inrichting.
Hoewel transport over water schoon is vergeleken met transport over land of door de lucht, staat er grote druk op de maritieme sector om de uitstoot te reduceren. Groene methanol als schone brandstof is een oplossing, maar er zijn onzekerheden over de beschikbaarheid daarvan. Andere opties zijn waterstof en de afvang van CO2-uitstoot. Op langere termijn wordt voor energie-intensieve schepen kleinschalige toepassing van modulaire kernenergie overwogen. Robotisering en digitalisering kunnen het tekort aan personeel op de schepen oplossen en de kosten van het bouwen van schepen omlaag brengen.’
Wat is de strategie van de topsector?
‘Wij stimuleren en subsidiëren relevante innovaties, dragen successen uit en brengen de sector permanent onder de aandacht bij de overheid. Wij benadrukken bijvoorbeeld dat een mondiaal level playing field een voorwaarde is voor schone schepen, en dat zwabberend overheidsbeleid de doodsteek is voor investeringen in duurzaamheid. Tegelijk werken we hard aan instandhouding en versterking van het netwerk van overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten.
We benutten de mogelijkheden van financiering van het Groeifonds. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Maritiem Masterplan, dat is opgesteld door de maritieme sector in samenwerking met de ministeries van IenW, Defensie en EZK. Dit masterplan, dat als doel heeft om in 2030 veertig emissieloze schepen te hebben varen, moet het vliegwiel van de energietransitie op gang brengen bij bedrijven in de maritieme sector. Daarnaast zijn er Groeifonds-programma’s op het gebied van watertechnologie (Groeiplan Watertechnologie) en deltatechnologie (NL2120). Zo heeft Groeiplan Watertechnologie als doel nieuwe technologieën voor de beschikbaarheid van (schoon) water te ontwikkelen en deze zowel nationaal als internationaal te vermarkten. Het budget is 135 miljoen euro voor de komende tien jaar. Het mooie aan dit project is dat er in totaal zo’n 600 partijen bij betrokken zijn, waaronder circa 500 veelal mkb-bedrijven, 25 onderzoeksinstellingen, 17 waterschappen, 12 drinkwaterbedrijven, 10 provincies en gemeenten en enkele ngo’s.
Verder werken we samen met andere topsectoren. Zo hebben we samen met Agri & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen voorstellen ingediend voor PPS-projecten die invulling geven aan de kennis- en innovatieagenda voor landbouw, water en voedsel. Daarvoor is voor 2024 een subsidiebedrag van 13,2 miljoen euro toegekend.’
Hoe belangrijk is de internationale markt?
‘Heel belangrijk, voor alle drie de deelsectoren. Ons land heeft de wereld veel te bieden op watergebied. Het doel van de topsector is om de concurrentiekracht en de export van Nederlandse waterkennis en -kunde te vergroten én te verbinden met de mondiale wateruitdagingen. Daarvoor is wel nodig dat we vooroplopen in eigen land. Want als je niet eerst laat zien dat je het zelf kan, gaan ze dat in het buitenland nooit geloven.
Onze internationale strategie maakt duidelijke keuzes voor specifieke regio’s en thema’s. Ondertussen werken we via handelsmissies en beurzen aan zichtbaarheid van de maritieme en watersector, waarbij we zoveel mogelijk samen optrekken met de bedrijven. Overigens zetten wij niet alleen in op combinaties van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen. Samenwerking met internationale partners biedt niet alleen kansen om te leren, maar ook om projecten uit te voeren in het buitenland waarvoor we anders wellicht niet in aanmerking zouden komen.’
Wat kunnen jullie betekenen voor het Nederlandse bedrijfsleven?
‘Wij kennen de weg in de wereld van de subsidies, hebben een internationaal netwerk, helpen bedrijven aan interessante (kennis)partners en zijn een soort Haarlemmerolie in de communicatie met de verschillende betrokken ministeries.
We zijn er zeker ook voor het mkb. Ons land heeft bijvoorbeeld circa 1.200 mkb-bedrijven in de watertechnologie. Veel van hen zijn ook internationaal actief. Zij werken vaak met buitenlandse partners in internationale projecten, waarbij zij zich richten op onderscheidende technologie waarin ook de meeste toegevoegde waarde zit. Hun omzetgroei wordt in belangrijke mate gedragen door technologische innovatie. Een van mijn ambities was om hun exportpositie te verbeteren. Daarom is speciaal voor hen het WETEX10-programma gelanceerd, dat marktkansen in kaart brengt, consortia vormt en hen een springplank naar het buitenland biedt.’
Wat hebben jullie nodig van Nederlandse bedrijven?
‘Dat zij de blik op de toekomst gericht houden. Nogal wat bedrijven zijn gefocust op de korte termijn, bijvoorbeeld omdat de marges laag zijn en ze in beslag worden genomen door de dagelijkse drukte. Maar als we willen werken aan economische kansen, de concurrentiepositie van Nederland en de grote maatschappelijke transities, dan is een strategie voor de komende vijf tot tien jaar nodig.’