7 DEC, 2020 • 20/10.363/DJS
Aanvullend commentaar op de Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting, brief aan de VC voor Financiën uit de Tweede Kamer
Geachte dames en heren,
Op 8 september jl. stuurde wij uw commissie ons commentaar op de Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting. Nadien zijn door de indiener van het wetsvoorstel wijzigingen aangebracht. In deze brief gaan wij in op onze voornaamste zorgen bij onderhavig wetsvoorstel.
Met de indiener delen wij dat Nederland belang heeft bij het aantrekken en behouden van bedrijvigheid. Wij geloven dat een duurzaam sterke economie noodzakelijk is voor een inclusieve samenleving met kansen voor iedereen. Zo’n sterke economie kan niet zonder een rijk geschakeerd bedrijfsleven met een brede variëteit aan ondernemers. Het gaat niet alleen over de succesvolle concerns van vandaag, maar juist ook over de groeibriljanten van morgen. Bedrijven die onze economie straks moeten trekken en aan duurzaamheid gestalte geven. Helaas zien we dat met onderhavig voorstel bedrijven in Nederland perspectief ontnomen wordt.
1. Directe gevolgen voor bedrijven
Graag wijzen we erop dat het wetsvoorstel veel verder strekt dan wat door de beeldvorming blijft hangen. Het gaat niet om één onderneming en het gaat niet alleen om verhuizingen naar het Verenigd Koninkrijk.
In ons eerdere commentaar hebben wij gevraagd om een lijst van landen die volgens de initiatiefnemer zouden moeten kwalificeren. Nu die duidelijkheid niet is gekomen hebben wij dit zelf bekeken voor 20 belangrijke landen. Daarvan blijken er 19 onder omstandigheden te kunnen kwalificeren.
Ongeveer de helft van de landen kwalificeert omdat ze niet een met Nederland vergelijkbare dividendbelasting hebben. Ze hebben een normaal tarief maar stellen veel meer dividenden en belastingplichtigen vrij. Soms betalen portfolio aandeelhouders effectief een heel laag tarief. Het kan ook voorkomen dat die landen een uitzondering hebben voor inwoners van EU-landen of verdragslanden. Het gaat hier over landen waar we dat op het eerste gezicht niet verwachten zoals Spanje, Italië, Ierland, Oostenrijk en China.
Voor de resterende landen geldt dat ze onder omstandigheden een zgn. step-up geven bij ‘binnenkomst’. Daarmee worden ook landen als de VS, Japan, Zuid-Korea, India en Frankrijk betrokken. Dus ook een openbaar bod in aandelen door bijvoorbeeld een Amerikaanse partij wordt geraakt door dit wetsvoorstel. En als veel meer landen worden geraakt dan is de impact van het voorstel ook veel groter dan waar nu alle aandacht naar uit gaat. Vorig jaar waren er volgens KPMG ruim 300 transacties waarbij een buitenlandse koper een Nederland bedrijf overnam. Naar ons oordeel is dit echt een issue die vraagt om nadere bestudering.
2. Heffing over beurswaarde
Het opleggen van een heffing over de totale beurswaarde is een maatregel die qua verstrekkendheid geen gelijke kent in de wereld. De beurswaarde staat op geen enkele manier in verhouding tot opgebouwde winstreserves. Evenmin zegt de beurswaarde iets over de mate waarin winsten zijn of zullen worden uitgekeerd. Er zijn ondernemingen die nog nooit winst hebben gemaakt, maar desondanks wel een hoge beurswaarde hebben. Tegelijkertijd zegt de winstgevendheid niets over de dividendpolitiek van een onderneming, die normaal geproken zo veel mogelijk winst wil herinvesteren. Een heffing over de beurswaarde is disporportioneel en werkt als een tolpoort voor alle wereldwijde waardeaangroei. Het wetsvoorstel tast zodoende het handelingsperspectief van ondernemingen aan en zet een rem op nieuwe winstgevende activiteiten en innovatie. Dat heeft gevolgen voor de concurrentiekracht van Nederlandse ondernemingen.
3. Snelle groeiers en buitenlandse investeerders
Het wetsvoorstel raakt niet alleen de aansprekende concerns van vandaag maar juist ook de nieuwe Nederlandse wereldspelers van morgen. Snelgroeiende bedrijven die voordat zij het wereldtoneel betreden zich zullen moeten afvragen of het kantoor wel Nederland moet blijven. Nieuwe bedrijven komen steeds sneller op en opereren eerder en meer over grenzen heen. Een heffing bij toekomstig vertrek of overname maakt investeren in nieuwe Nederlandse ondernemingen minder aantrekkelijk dan in hun concurrenten in het buitenland. Het zal dan voor jonge bedrijven die willen groeien lastiger zijn groeikapitaal aan te trekken. Als bedrijven minder kunnen investeren gaat dat ten koste van hun eigen groei en dat heeft een weerslag op andere bedrijvigheid en baancreatie hier. In de tweede plaats zullen groeiende ondernemingen uitwijken naar het buitenland om zo makkelijker aan kapitaal te komen voor investeringen. De Nederlandse samenleving verliest dan ook de positieve spin-off activiteiten die gepaard gaan met groeiende en innovatieve ondernemingen.
Nederland was lange tijd succesvol in het aantrekken van buitenlandse bedrijven met hoogwaardige werkgelegenheid. Zij worden misschien niet direct geraakt maar de uitstralingseffecten op het Nederlandse vestigingsklimaat zijn zeer negatief. Voor buitenlandse bedrijven ontstaat veel onzekerheid en vormt investeren in Nederland een risico. Als deze bedrijven Nederland links laten liggen dan heeft dat een negatief effect op de werkgelegenheid en economische activiteiten in het algemeen.
4. Doel en middel
Als het doel van dit wetsvoorstel is bedrijven hier te houden dan lijkt dat niet te lukken. In die zin faalt het middel. En als het doel is een heffing te effectueren dan lijkt dat uiterst twijfelachtig als we het advies van de Raad van State en de commentaren vanuit de wetenschap en adviespraktijk lezen. Ook de op verzoek van de Kamer opgestelde factsheets van Professor Weber en Professor Kavelaars laten weinig heel van onderhavig voorstel. Zij hebben op treffende wijze alle juridische problemen opnieuw naar voren gebracht. En dan ontstaat de slechtst denkbare uitkomst voor ons land. Dan zijn we bedrijven én belasting kwijt en staan we met lege handen. En nu de wet niet is gericht op belastingontwijking, en er van een heffingslek geen sprake is dan vragen wij ons af, wat is het doel van de wet en op welke wijze wordt dat doel bereikt?
Tot slot
Als we dit voorstel mogen lezen als een oproep om alles in werk te stellen om investeringen, bedrijvigheid en hoofdkantoren aan ons land te binden dan is dat ons gezamenlijke doel en zouden we het gesprek moeten voeren over de beste wegen daar naartoe.
Wij verzoeken uw Kamer dit aanvullende commentaar bij uw beschouwingen te betrekken. Verder zou het goed zijn als het Kabinet op korte termijn aangeeft hoe het aankijkt tegen dit wetsvoorstel. Daarom is een afschrift van deze brief met bijlage gestuurd aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
Hoogachtend,
mevr. G. Dolsma
wnd. Directeur Beleid