17 OKT, 2024 • 24-122875
Inbreng VNO-NCW en MKB-Nederland voor debat verduurzaming industrie op 17 oktober 2024
Geachte dames en heren,
Op 17 oktober heeft u met minister Hermans een debat over de verduurzaming van de industrie. Via deze brief geven wij u graag onze inbreng hiervoor.
Het halen van de klimaatdoelen is in het belang van ons allemaal. De industrie in Nederland – van klein tot groot – is ambitieus als het gaat om de verdere verduurzaming van hun productieprocessen en ketens. Tegelijk zien zij ook dat de tijd die we nog hebben om het doel in 2030 te kunnen halen steeds krapper wordt en dat de omstandigheden om in verduurzaming te kunnen investeren steeds uitdagender worden. In deze brief gaan we nader in op deze problematiek, en wat nodig is om zoveel mogelijk duurzame investeringen mogelijk te maken.
Verduurzaming industrie staat onder druk
Uit onderzoek van RVO naar de top 54 bedrijven met de grootste CO2-uitstoot in Nederland blijkt, dat er in de komende twee jaar over 100 projecten een investeringsbesluit genomen kan worden; samen goed voor zo’n 20 Mton aan reductie. We kunnen dus op korte termijn een enorme stap maken. Een derde van die investeringsbesluiten zijn echter erg onzeker vanwege het ontbreken van de benodigde condities voor deze urgente investeringen. Grote investeringen vragen voorspelbaar beleid dat bedrijven de goede richting op helpt. Het kabinet zet al goede stappen door het meeste beleid door te zetten. Maar bedrijven hebben nog steeds te maken met hoge kosten van (duurzame) waterstof en elektriciteit, hoge energiebelasting, grote onzekerheid over de beschikbaarheid van energie en infrastructuur en het ontbreken van markten voor duurzame producten. De grootste 10 projecten (3 Mton) hebben allemaal financiële knelpunten, en veel projecten zijn onzeker in verband met netcongestie of onzekerheid over de beschikbaarheid van CO2-opslag infrastructuur¹ . Middelgrote en kleine ondernemingen (cluster 6 en mkb), lopen tegen dezelfde knelpunten aan. De verduurzaming van de industrie staat zo onder druk.
¹Inventarisatie CO2-reducfieplannen en knelpunten daarvoor bij de industrie 2024, RVO, juni 2024.
Input debat over verduurzaming industrie op 17 oktober 2024
Briefnummer 24-122875
Aan de voorzitter en (plv.) leden van de Vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
De belangrijkste oorzaken waardoor duurzame investeringen in de industrie achterblijven:
- Zonder infrastructuur of voldoende duurzame energie zijn investeringen überhaupt niet mogelijk. Het gebrek aan beschikbaarheid wordt veroorzaakt door toenemende netcongestie (inmiddels staan circa 9.400 bedrijven in de wachtrij), lange doorlooptijden aanleg van energie infrastructuur voor elektriciteit en waterstof (mede door de stikstofklem, die maar niet opgelost wordt), het ontbreken van voldoende CCS-infrastructuur en vertraging van de Delta Rhine Corridor.
- Ook investeringen in verduurzaming moeten lonen, en dat doen ze veelal niet. Aan de kostenkant wordt dat veroorzaakt door het gebrek aan betaalbaarheid komt door de steeds verder toenemende elektriciteitsnetwerkkosten², de hoge kosten voor groene en blauwe waterstof³, onzekerheid over de IKC en de energiebelasting die voor bedrijven steeds verder oploopt.
- Aan de opbrengstenkant wordt dat veroorzaakt door het ontbreken van markten voor duurzaam gemaakte producten van de industrie, leveren deze niet de benodigde inkomsten op om de investeringen terug te verdienen. Producenten die niet verduurzamen kunnen hun producten goedkoper op de markt aanbieden.
Deze elementen tezamen zorgen ervoor dat veel bedrijven – van klein tot groot – niet (optimaal) kunnen investeren in verduurzaming. Daar komt nog bij dat bedrijven die als gevolg van deze problemen wel willen, maar niet kunnen verduurzamen de komende jaren een hoge nationale CO2-heffing dreigen te moeten betalen. Met als waarschijnlijke consequentie dat een deel van de industriële productie uit Nederland verschuift naar buurlanden zonder die heffing. Dat houdt in dat er geen enkele klimaatwinst wordt behaald maar Nederland wel belangrijke maakindustrie verliest
² Door de oplopende netinvesteringen, kosten voor netverlies en redispatch en het afschaffen van de VCR
³Mede door de onduidelijkheden over de invoering van de RED3-verplichfing, de financiële ondersteuning voor het gebruik van groene waterstof en de raffinageroute
Concurrentiepositie industrie in heel Europa onder druk
Hoewel sommige knelpunten specifiek voor Nederland gelden (hoge netwerkkosten, CO2-heffing, netcongestie, invoering van RED3-plicht en de stikstofklem), staat de industrie in heel Europa onder druk. Het rapport van Draghi geeft duidelijk aan dat de energiekosten in Europa vele malen hoger zijn dan buiten de EU (zie bijlage: figuur productie-ontwikkeling industrie). Bovendien trekken landen als de VS en China juist met aantrekkelijke voorwaarden duurzame investeringen door de industrie aan. Het verstevigen van onze concurrentiepositie en strategische soevereiniteit staat met het rapport van Draghi hoog op de agenda in Europa. Van belang is dat deze sense of urgency ook in Nederland ontstaat, door een vertaling te maken van de uitkomsten van het rapport naar het Nederlandse én Europese beleid voor de verduurzaming van onze industrie.
Draghi: hoge energiekosten
Europese elektriciteitsprijzen liggen 2-3 maal hoger in de EU dan in de VS en aardgasprijzen liggen 4-5 maal hoger (o.a. door een optelsom van hogere belastingen, CO2-prijzen en beschikbaarheid van grondstoffen). Het ongelijke speelveld in de EU wordt deels verklaard door hogere nationale belastingen en andere heffingen. Nederland staat in de Europese top 3 van hoogste energieprijzen (met Hongarije en Cyprus) en ook in de top 3 hoogste energiebelastingen (met Polen en Cyprus). Door de hoge energieprijzen hebben strategische energie-intensieve industrieën hun productie verlaagd, waardoor Nederland en de EU afhankelijker worden van derde landen.
Doel 2030 steeds moeilijker, goede randvoorwaarden zijn snel nodig
Als gevolg van deze ontwikkelingen zien we dat het steeds lastiger wordt om het CO2-emissiereductiedoel voor 2030 te halen. Ondanks de situatie nu, wil de Nederlandse industrie zich volledig blijven inzetten om de verduurzaming te realiseren. Door het PBL werd de laatste jaren aangegeven dat de doelen enkel haalbaar zijn als ook hiervoor de randvoorwaarden beschikbaar zijn.
Om te komen tot investeringen in de verduurzaming van de industrie, is het nodig om de volgende elementen op nationaal niveau op orde te krijgen:
1. Uitvoering en stabiel beleid
De maakindustrie wil investeren in CO2-reductie en kan zo méér dan een fair share aan het 55%-doel bijdragen. Hiervoor is een voorspelbaar en stabiel beleid nodig zonder nationale koppen. We ondersteunen het kabinet met de inzet op het voorkomen van nationale koppen en deze zoveel mogelijk weg te nemen. Als eind oktober uit de KEV2024 (PBL) blijkt dat klimaatdoel 2030 toch buiten bereik ligt, helpen verhogingen van nationale verplichtingen of heffingen niet. Hoofdkantoren in het buitenland gaan niet investeren als Nederland blijft zwabberen. En bij het mkb gaat het draagvlak verloren. Het is ook van belang dat het kabinet doorgaat met het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie en de maatwerkafspraken. Cruciaal is dat de noodzakelijke randvoorwaarden voor investeringen versneld gerealiseerd worden, en alle betrokken ministeries daar hun aandeel in leveren.
2. Aanleggen CCS-infrastructuur en de Delta-Rijn Corridor
CCS is hét werkpaard voor de industrie om de doelen van 2030 te realiseren (ongeveer 10 Mton reductie in 2030). In het Hoofdlijnenakkoord en regeerprogramma wordt CCS als een belangrijke techniek aangemerkt, maar zonder extra budget. Van belang is dat de overheid kostenrisico’s wegneemt bij de aanleg van de CO2-infrastructuur (in lijn met advies prof. Mulder), via extra CAPEX of een garantieregeling. De Delta-Rijn Corridor (DRC) is onlangs uitgesteld naar 20324 . Dit uitstel is een rem op verduurzaming van de industrie en draagt bij aan de onvoorspelbaarheid in het overheidsoptreden. De late beschikbaarheid van de waterstofleiding en ammoniakleiding heeft een directe negatieve impact op de doorvoermogelijkheden van energiedragers en grondstoffen. De onzekerheid van de planning zorgt ervoor dat investeringsbeslissingen uitblijven, wat de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie verzwakt, met name Rotterdam en Chemelot. We vragen daarom de beslissing over met name de waterstof, ammoniak- en CO2-leiding te heroverwegen.
4 – (overheid.nl)
3. Nettarieven verlagen via collectieve middelen en verlengen IKC
De stroomprijzen voor de industrie zijn in Nederland zijn 3 keer hoger dan in Frankrijk en 2 keer hoger dan in Duitsland. Dit knelpunt is terecht ook in het Hoofdlijnenakkoord benoemd5 en moet zo spoedig mogelijk opgelost worden, mede om elektrificatie mogelijk te maken. Ook voor andere sectoren (mobiliteit, gebouwen) zijn hoge nettarieven een probleem. Stijging van de nettarieven kan voor burgers en bedrijven gedempt worden via de algemene middelen. Door elektrificatie mogelijk te maken voor iedereen, via de uitrol van elektriciteitsnet en deze stappen betaalbaar te maken, helpt dat alle opties, inclusief warmtepompen, elektrische voertuigen, maar ook batterijen, waterstof en elektrificatie door de industrie. De indirecte kostencompensatie (IKC) voor bedrijven die internationaal opereren moet verlengd worden voor de komende jaren. Zonder IKC ondervinden nationale bedrijven een ongelijkspeelveld op landen waar de IKC wel wordt toegekend.
5 In het HLA staat: “De kosten voor energie (zowel voor bedrijven als consumenten) mogen niet significant uit de pas lopen met de buurlanden. Bezien wordt welke maatregelen nodig zijn om bedrijven en consumenten te ondersteunen.“
4. Aanpak netcongestie
In de eerste plaats zijn versnelde netuitbreidingen nodig. Een duidelijke sturing en transparantie over de voortgang is voor netgebruikers van belang, zodat zij weten waar en wanneer ze wel kunnen investeren in elektrificatie. Het Rijk kan bovendien een actieve rol spelen in het versneld verkrijgen van grond/ruimte in overleg met provincies en het versnellen van vergunningverlening (stikstofproblematiek). Daarnaast is het blijven inzetten op het beter benutten van belang, door gerichte inzet van batterijen en WKK om het net te ontlasten, het ondersteunen energiehubs en het bereiken van alle ondernemers en hen te stimuleren en voor te lichten om energie te besparen, pieken te verlagen en samen te werken. Van belang is geen overspannen verwachtingen te hebben over het potentieel aan flexibiliteit bij de industrie. Dat blijkt ook uit een recente inventarisatie van TenneT6 , bijvoorbeeld omdat er lastig geschoven kan worden met ploegendiensten of er geen redelijk aanbod ligt om het gebruik aan te passen. Waar wel potentieel zit, zijn aantrekkelijke flexibiliteitscontracten van belang. Hiervoor zullen ook voldoende middelen vrijgemaakt moeten worden.
6 https://www.tennet.eu/nl/nieuws/weinig-mogelijkheden-bij-ondernemers-utrecht-om-druk-op-stroomnet-te-verlagen
5. Groene én blauwe waterstof
In 2030 moet Nederland volgens EU-regels zorgen dat 42% van het waterstofgebruik in industrie groen is. Geen enkel ander EU-land legt deze verplichting direct door naar de bedrijven. Nederland overweegt dat wel, wat een voorbeeld is van een nationale kop. Door de zeer hoge kosten van groene waterstof, heeft dat grote financiële impact. Implementatie moet zoveel mogelijk in lijn met buurlanden. Voor zover er een verplichting wordt ingevoerd, is van belang dat er tegelijk ook een regeling ontwikkeld wordt om de onrendabele kosten daarvan af te dekken. Omdat groene waterstof nu zo duur is, en veel projecten niet van de grond komen, zou ook meer ruimte moeten komen voor blauwe waterstof in onze industrie (in combinatie met opslag van CO2). De SDE++ geeft hier nog onvoldoende ruimte voor. Het recente guidance document van de Europese Commissie over hoe lidstaten de groene waterstofverplichting het best kunnen invullen en maximaal rekening kunnen houden met de situatie in de betreffende lidstaat biedt goede mogelijkheden om de inpassen van groene waterstof op een soepelere en beter betaalbare manier te doen.
6. Opbouw circulaire plasticketen
Het maken en gebruiken van circulaire plastics kunnen we versnellen door in het beleid naar alle delen van de kunststofketen te kijken om de capaciteitsopbouw en businesscase voor circulaire plastics te versterken. Voordat verdere stappen gezet worden in de nationale normering en beprijzing van de kunststofketen, met zowel een voornemen voor een nationale bijmengnorm per 2027 en een structurele jaarlijkse heffing van 0,5 mld euro vanaf 2028, is het cruciaal dat er van het kabinet een integrale impactanalyse komt t.a.v. de voorgenomen nationale en Europese maatregelen en die te integreren in de duurzame koolstofstrategie. De set aan maatregelen moeten zorgen dat bedrijven in NL willen investeren in verduurzaming, en niet besluiten hun productie of investeringen naar buurlanden te verplaatsen7.
Geef ondersteuning aan de recyclers en zorg voor de capaciteitsopbouw van nieuwe recycling technologieën. Deze gaan we hard nodig hebben voor de Europese verpakkingen- en productregelgeving.
7 1-op-1 doorvoering van de nationale circulaire plastic norm leidt volgens onderzoek door IenW tot het verschuiven van de productie en bijbehorende CO2-emissies naar buurlanden tot maar liefst 36%.
7. Nationale CO2-heffing
De huidige nationale CO2-heffing voor de industrie – bovenop EU-ETS – moet zorgen voor de prijsprikkel op de vermijdbare emissie om te verduurzamen. Door het ontbreken van de infrastructuur en hoge kosten van de energie wordt de CO2-heffing in praktijk geheven over onvermijdbare emissie, immers er is geen mogelijkheid om te verduurzamen. Hier veroorzaakt de CO2-heffing een concurrentienadeel voor onze nationale bedrijven die wel willen, maar worden gehinderd. Het verschil tussen de nationale CO2-heffing en de CO2-prijs in EU-ETS loopt richting 2030 op ten nadele van het nationale bedrijfsleven, waardoor het nationale bedrijfsleven honderden miljoenen extra moet betalen bovenop het EU-ETS. Door uw Kamer is via een motie gevraagd om een zgn. hardheidsclausule8 . De nu voorgestelde varianten belonen enkel de bedrijven met handelingsperspectief en straffen de bedrijven zonder handelingsperspectief nog eens extra. Omdat enkel bedrijven met handelingsperspectief dispensatierechten kunnen verkopen, die door de bedrijven zonder handelingsperspectief weer moeten worden ingekocht. De hardheidsclausule is dus nodig, maar nog steeds niet uitgewerkt.
8. Maak verduurzamen mogelijk voor mkb-maakindustrie
De overheid legt verschillende duurzaamheidsverplichtingen op waar ondernemers aan moeten voldoen. Een gemiddeld mkb-bedrijf heeft enkele werknemers en beperkte kennis en capaciteit. Om te kunnen verduurzamen zijn heldere regels nodig en, als dat nodig is, ondersteuning bij de uitvoering. Wij vragen uw aandacht daarbij voor het volgende:
- Versimpeling van de duurzaamheidsregels voor bedrijfsgebouwen en -processen. Er zijn verschillende normen en verplichtingen waar ondernemers aan moeten voldoen (energiebesparingsplicht, soms nog EED Audit, en minimum energie-label), wat zorgt voor verwarring en onnodige administratieve lasten. Het zou veel eenvoudiger zijn als er één duidelijke norm zou zijn voor het verduurzamen van bedrijfsgebouw. Nu zijn er twee (zgn. Gebouwmaatregelen in de energiebesparingsplicht en het, nog in te voeren Europese minimumlabel voor gebouwen). Daarnaast moet de uitvoering van de verplichting tot energiebesparing worden vereenvoudigd. Dit zorgt ervoor dat ondernemers gemakkelijker kunnen voldoen aan de gestelde eisen en stimuleert zo de verdere verduurzaming.
9. Vraag naar groene producten vergroten, via Europese Clean Industrial Deal
Voor het rendabel maken van omvangrijke investeringen in de verduurzaming van de industrie zullen op Europees niveau normen voor producten moeten worden ontwikkeld. Zoals nu een deel van de benzine en diesel duurzaam moet worden bijgemengd, kan dat ook voor andere producten zoals bijvoorbeeld groene of circulaire plastics, of duurzaam geproduceerd staal of kunstmest. Op die manier ontstaat er bij de bedrijven zekerheid dat de duurzamere producten structureel door gebruikers zullen worden afgenomen. Hiermee kunnen we verduurzaming van de industrie via de maatwerkbedrijven, het zesde cluster, mkb aanjagen en wordt Nederland aantrekkelijk voor nieuwe bedrijven en de bijbehorende investeringen. Het is goed dat het Kabinet in haar brief 9 aangeeft zich hiervoor actief te willen inzetten in Brussel. Dit kan een belangrijk onderdeel worden van de Clean Industrial Deal die de Europese Commissie heeft aangekondigd.
Met vriendelijke groet,
Drs. F.W. Vijselaar Algemeen Directeur