27 JUN, 2022
Meerjarenprogramma infrastructuur en transport (MIRT), brief aan de Tweede Kamer in aanloop naar de vergadering met de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op 30 juni
I. Inleiding
Op 30 juni vergadert uw kamer met de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over status van de diverse MIRT-projecten en de uitkomsten van de bestuurlijke overleggen leefomgeving die de afgelopen periode hebben plaatsgevonden. Met oog op dat debat willen we u via deze brief voorzien van een aantal suggesties, vragen en zorgpunten die leven bij het bedrijfsleven in Nederland, in de hoop dat u nog in de gelegenheid bent deze punten mee te laten wegen bij het opstellen van uw inbreng.
II. Bouw nieuwe infrastructuur vraagt dringend om stikstofruimte
Het gepresenteerde stikstofplan van het kabinet is een moedig plan voor het noodzakelijke herstel voor de Nederlandse natuur. Het is echter wel heel teleurstellend om te moeten constateren dat bij de reductiedoelen geen ruimte is gecreëerd voor de aanvullende vergunningverlening en dus economische ontwikkeling. Zonder vergunningen komt de woningbouw niet op gang en worden bijbehorende wegen / spoor- en vaarwegen niet gebouwd. Ook voor de aanpak van de klimaatcrisis zijn nieuwe vergunningen hard nodig. Die kunnen nu nog steeds niet verstrekt worden door het gebrek aan ontwikkelruimte.
Uit de berekeningen van de KEV dit najaar zal blijken hoeveel stikstofemissiereductie door de sector mobiliteit gerealiseerd zal worden, en onzes inziens zal in ieder geval deze ruimte maximaal benut moeten worden voor nieuwe ontwikkelruimte. Wij vragen de Kamer het kabinet hier dan ook scherp op te houden. Nederland moet, met een groeiende bevolking en economie, kunnen door ontwikkelen, te beginnen met de verdere uitrol van het huidige aanbod MIRT projecten.
Belangrijk is ook te constateren dat in de MIRT-brief 14 projecten in de vertraging komen door gebrek aan stikstofdeskundigen. Dat is zo omdat bij veel projecten berekeningen steeds weer opnieuw moeten worden gedaan. Het gebrek aan stikstof deskundigen is wellicht ook met behulp van de markt op te lossen. Heeft de minister gepeild bij het bedrijfsleven of daar deskundigen beschikbaar zijn om stikstof berekeningen te maken?
III. Help inflatie mitigeren om projecten uitvoerbaar te houden
De Oekraïne crisis heeft wereldwijd de prijzen van goederen stevig doen oplopen. Dat heeft ertoe geleid dat veel lopende infrastructurele aanleg- en onderhoudsprojecten in heel sterk in prijs zijn toegenomen. Dit leidt ertoe, afhankelijk van waar dat project zich procesmatig in de beslisboom bevindt, dat of de kosten voor aannemers onredelijk hoog oplopen, of in de planning van de overheid de gereserveerde middelen niet meer afdoende blijken om de bestaande planning ook in zijn geheel uit te voeren.
Gezien investeren in infrastructuur een investering is die zichzelf in de regel terugverdiend, is het onzes inziens onverstandig om projecten geen doorgang te laten vinden, vanwege de oplopende inflatie. Gesprekken hierover tussen markt, overheid en infrastructuur beheerders hebben, zoals ook het kabinet constateert in de MIRT brief, nog nier geleid tot een stabiele situatie.
Het verzoek aan de Tweede Kamer is dan ook te bezien of het kabinet concreet afdoende financiële ruimte wil maken RWS, ProRail en aannemers tegemoet te komen om de prijsopdrijvende werking van de inflatie te mitigeren. Kan de minister bijvoorbeeld gereserveerde middelen voor toekomstige onderhouds- en beheerprojecten naar voren halen om deze kostenstijging mee te compenseren?
IV. Versnelling in digitalisering van infrastructuur
Voor het bedrijfsleven zijn logistiek en mobiliteit een randvoorwaarde voor succes. Goederen moeten tijdig op de plaats van bestemming kunnen zijn en werknemers moeten, wanneer noodzakelijk, makkelijk en betaalbaar op de werkplek kunnen komen. Uit de Nationale Mobiliteits Analyse blijkt dat, bij een gelijkblijvend aanbod van infrastructuur, Nederland vrijwel overal de gehele dag vast zal lopen. Daarom zijn investeringen in extra capaciteit zo hard nodig.
Meer capaciteit genereren we niet alleen door meer vierkante meters spoor, vaarweg of asfalt, maar ook door slimmer gebruik van bestaande infrastructurele capaciteit. Slimme VRI’s moeten de norm worden, 5G internetvoorzieningen faciliteren overal straks connected transport en de op het infrastructurele netwerk beschikbaar gemaakte sensoren genereren voor alle mobiliteitsdiensten bruikbare data.
Voor de langere termijn werkt het ministerie van IenW samen met de Kamer, decentrale overheden en overige externe partners toe naar het definiëren van een nieuw kwaliteitsniveau van de hoofdinfrastructuurnetwerken (zie p.21 van de MIRT brief).We vragen de Kamer het kabinet ertoe aan te zetten bij de herdefiniëring van het nieuwe kwaliteitsniveau ook eisen op te nemen ten aanzien van de digitalisering van de infrastructuur.
V. Onderhoud, beheer, renovatie & vervanging op orde
De MIRT brief van de minister en staatssecretaris baart, naast zorgen over de impact van de stikstof crisis, ook zorgen op de aanpak van de instandhoudingsopgave.
Helder uit de brief wordt dat ondanks de stevige extra investeringen de vraag naar middelen voor renovatie en vervanging nog steeds veel groter is dan het beschikbare budget. Mede gelet op de noodzaak om op de arbeidsmarkt van de bouw uitloop van personeel te voorkomen, is het daarom goed te onderzoeken in hoeverre een deel van middelen gereserveerd voor de nu door de stikstof problematiek stilgelegde MIRT projecten alsnog ingezet kan worden voor achterstallig onderhoud.
Naast hetgeen in de MIRT brief is aangegeven baart ook de ambitie in het Beleidsprogramma Infrastructuur & Waterstaat zorgen. Daarin is opgenomen dat het plan is om vanaf 2026 de uitvoering van het meerjarenplan in het kader van instandhouding (vervanging & renovatie) te starten. Eerder gaf de minister echter aan in het debat over de hoofdlijnenbrief dat in 2024 al een start gemaakt kon worden. Een start in 2026 betekent een achterstand in het werken aan de transities om verouderde infrastructuur slimmer, groener en veiliger te maken. We vragen de Kamer de minister
Goed nieuws vinden we de expliciete aandacht die de minister en staatssecretaris schenken aan de noodzakelijke heldere communicatie over komende werkzaamheden. RWS is hiermee aan de slag. De vraag die bij ons wel reist is in hoeverre de planningen van werkzaamheden en de communicatie daarover ook nog in afstemming met andere infrastructuurbeheerders (gemeenten / provinciën / waterschappen / ProRail) wordt, of kan worden vormgegeven. We vragen de Kamer de minister hierover de mogelijkheden te bevragen.
VI. Houd bij versnelling woningbouw ruimte voor spoorgoederenvervoer
Het is van belang dat bij het kiezen voor specifieke woningbouwlocaties en de ontsluiting daarvan, ook de rol van het spoorgoederenvervoer goed gewogen wordt. Wij vinden het van groot belang dat het kabinet inzet op het bouwen van 100.000 woningen per jaar, die goed bereikbaar zijn. Veel goederen vinden hun weg over het spoor en daar horen ook, met oog op de Wet Basisnet, normen bij voor bebouwing langs het spoor. We vragen de Kamer het kabinet hier, met oog op de brede opgave die voorligt voor het realiseren van woningen, hier expliciet aandacht voor te hebben en houden.
Belangrijke industriële complexen in Terneuzen, Geleen, Rotterdam, Amsterdam, Ijmuiden en Eemshaven zijn hier namelijk voor hun aan- en afvoer van goederen van afhankelijk. Daarbij komt dat met oog op de gewenste modal shift het gebruik van het spoor als alternatief voor wegtransport door het Rijk gestimuleerd wordt. Dan moet de beschikbare capaciteit navenant meegroeien. De noodzakelijke versnelling van de woningbouw moet niet leiden tot beperking van de beschikbare capaciteit voor het (spoor)goederenvervoer. Wij vinden dat het kabinet dit punt ook expliciet mee dient te nemen in de afspraken over woningbouw die dit najaar met de provincies worden gemaakt.
VII. Toetsingskader
Wat betreft het door het kabinet voorgestelde toetsingskader voor de toekenning van de 7,5 miljard voor woningbouw versterkende bereikbaarheidsprojecten, hechten we er aan de Kamer nog te wijzen op het belang vooral werk met gedaan werk te maken. Kansen voor woningbouw met afdoende ontsluiting zijn zeker ook realiseerbaar op plekken waar bestaande OV voorzieningen zijn en ruimte is op het OV net. Goed dat nog eens te benadrukken. Daarnaast vinden we het van belang dat het kabinet, naast direct bij te dragen aan lokale- en regionale bereikbaarheidsprojecten, ook oog houdt voor de noodzakelijke structuurversterkende investeringen op het nationale netwerk. Kunnen de minister en staatssecretaris aangeven bij de nu beoogde woningbouwopgave waar het ook op het nationale spoor en -wegennetwerk mogelijk knellen gaat en welke projecten zij daarbij voor ogen hebben om te voorkomen dat het structureel op die knelpunten vast gaat lopen?
Tot slot vragen we het kabinet bij de versnelde aanpak van de bereikbaarheidsopgaven flexibeler aan te kijken tegen de kader werking van de 14 verstedelijkingsgebieden dan zij nu lijkt te doen.
VIII. Aandachtpunten per regio
VII.1 MIRT regio Noord-West
In de regio Noordwest spelen fikse congestieproblemen waar ondernemend Nederland economische schade door lijdt. Het beter verbinden van de Randstad met de omliggende regio’s blijft een belangrijk speerpunt.
De stad Haarlem wordt steeds moeilijker bereikbaar1. De vraag is of het kabinet deze problematiek wel duidelijk genoeg in beeld heeft. Bij de besteding van de bereikbaarheidsmiddelen horende bij de woningbouwopgave wordt wel gerept over een bijdrage van 62 miljoen euro aan Haarlem, maar waaraan is onduidelijk. Daarnaast zal dat bedrag vermoedelijk geen oplossingen bieden voor de slechte autobereikbaarheid. Wat kan de minister doen om de stad Haarlem beter bereikbaar te maken met de (vracht)auto?
Ook voor de regio Utrecht wordt de doorstromingsopgave van het autoverkeer steeds groter. Na het oplossen van de stikstof problematiek vragen we de Kamer het kabinet met prioriteit de verbreding van de A27 vlot te trekken. Kan hier een update op komen?
En ook de hoofdstad vraagt om snel betere (binnenstedelijke) verbindingen zoals de Metroring en de doortrekking van de Noord-Zuidlijn naar Schiphol. Dit om de grote vraag naar woningen in deze regio ook bereikbaarheids-technisch mogelijk te maken. Ook de internationale verbindingen per spoor vanaf Schiphol vragen de aandacht om goede aanvullende alternatieven te faciliteren voor korte afstandsvluchten. Hoe staat het met de doorontwikkeling van betere internationale spoorverbindingen? Kan daar een programma voor komen?
En tot slot zal ook een start gemaakt moeten worden met de uitwerking van de plannen voor het realiseren van de Lelylijn, die ook versterking van de treinverbinding vraagt tussen Amsterdam en Almere. Als bedrijfsleven vragen we de Kamer dan ook het kabinet te verzoeken een begin te maken met het verdere onderzoeks- en uitvoeringstraject van de Lelylijn, ook al zijn niet alle middelen al gereserveerd.
VII.2 MIRT regio Zuid-West
Ook het zuidelijke deel van de Randstad zal straks een groot deel van de woningbouwopgave waar het kabinet zich voor gesteld ziet, moeten gaan waarmaken. Realisatie van de opwaardering van de Oude Lijn is daarom een absolute voorwaarde voor de doorontwikkeling het zuidelijk deel van de Randstad, ook uit economisch perspectief. Het kabinet erkent dat ook in de MIRT brief. Wij vragen de kamer echter te blijven waken voor de daadwerkelijke uitvoering.
Ook binnenstedelijk geldt dat de voortgang van het project ‘De Oeververbinding Rotterdam’ bewaakt moet blijven worden. Deze vergroot niet alleen de lokale bereikbaarheid, maar ontlast andere verbindingen en is daarmee essentieel voor de doorstroming van de hele regio. Vanuit het bedrijfsleven blijven we pleiten voor de realisatie van dit project als auto- én fietsverbinding en dan in tunnelvorm. Een brug zou de scheepvaart onzes inziens te veel gaan hinderen. We vragen de Kamer het kabinet hier haar steun voor te laten blijken.
Dit alles valt samen met een grote onderhoudsopgave in het Zuiden van de Randstad. Zorgen over de kostenstijgingen voor deze projecten zijn groot, niet zozeer ten aanzien van de onderhoudsprojecten zelf als wel de keuzen die erna gemaakt moeten worden om de budgetten op orde te houden. De urgentie van de onderhoudsopgave blijkt wel uit de eventueel noodzakelijk af te sluiten A44 wat dreigt als de kunstwerken op deze route niet tijdig worden aangepakt.
VII.3 MIRT regio Zuid
In Zuid Nederland (Limburg en Brabant) liggen veel infrastructurele knelpunten die wachten op een snelle oplossing.
Zo zijn veel geplande MIRT projecten door de stikstofproblematiek stil komen te liggen. De meest pregnante daarvan zijn wellicht de voorgenomen verbreding van de A50 tussen Nijmegen en Eindhoven en de A58 tussen Tilburg en Eindhoven. Dat project ligt stil door de stikstof problematiek, maar dreigt nu geheel op de lange baan geschoven te worden vanwege door de inflatie oplopende realisatiekosten.
Dat moet onzes inziens, gezien de waarde van de Brainport regio voor de economie en de bereikbaarheidsproblemen aldaar, voorkomen worden. De vraag aan de Kamer is dan ook de regering te verzoeken voor afdoende financiële dekking te zorgen zodat, zodra de stikstof ruimte gerealiseerd is, de uitvoering van dit project gewoon direct ter hand genomen kan worden. In het kader van de in de MIRT brief voorgestelde bereikbaarheidsaanpak rond de Brainport Eindhoven missen we overigens een integraal plan voor de aanpak van de wegcongestie. Kan de Kamer de minister vragen wat hij daar aan denkt te gaan doen?
Maar ook het denken over nieuwe noodzakelijke infrastructurele verbindingen staat niet stil. De economie en bevolking blijven groeien, ook in het Zuiden, en dat vraagt om, naast snel doorpakken met het bestaande MIRT programma, ook nieuwe projecten alvast in procedure te nemen. Goed dus als de Tweede Kamer zich hard blijft maken de financiering van de Brainportlijn en versterking van het wegennet rondom Eindhoven.
Dan hebben we ook nog steeds vragen bij de beschikbare capaciteit van de sluis bij Grave. Hier is inmiddels al onderzoek gedaan naar alternatieve inrichtingen waar een positieve MKBA aan gekoppeld is, dus verdiend iedere investering zichzelf terug. De aanleg van een tweede kolk is dus rendabel. Dat erkent de minister ook in de MIRT brief. Maar kan de Kamer hier de minister vragen waarom dit project niet nu al een officiële MIRT status krijgen kan? De realisatie van de tweede kolk wordt nu afhankelijk gemaakt van de planning van het programma renovatie en Vervanging. Is het niet logischer de planning van de bouw van de tweede kolk leidend te laten zijn bij ook de programmering van de onderhoudswerkzaamheden?
VII.4 MIRT regio Oost
Ook voor Oost-Nederland geldt de zorg dat stikstof de realisatie van veel projecten heeft stilgelegd. Maar naast de noodzaak snel de schop bij deze projecten weer in de grond te krijgen, liggen ook nieuwe opgaven in het verschiet waar we graag de aandacht voor vragen.
Zo is het zaak dat we onze internationale spoorverbindingen goed op orde krijgen. Het realiseren van een verbetering van het spoor in de A12 corridor is daarom noodzakelijk. Maar ook op de weg en over het water vragen bereikbaarheidsproblemen om aanvullende oplossingen.
Zo moeten het wegtransport richting Duitsland nog beter gefaciliteerd kunnen worden op de A1 Barneveld – Apeldoorn en de A15 Gorinchem – Valburg. Dat vraagt om nieuwe MIRT verkenningen. Verzoek aan de Kamer is te bezien of hier ruimte voor is bij het kabinet.
En ook als het gaat om het goed faciliteren van binnenvaart vragen we de Kamer het kabinet werk te laten maken van blijvende bevaarbaarheid van de Waal. Nu de poot infrastructuur uit het Nationaal Groeifonds is weggenomen, is dit project ineens zonder perspectief op financiering komen te zitten. Wij vragen de Kamer het kabinet duidelijk te maken dat het bevaarbaarheid van de Waal een serieuze zorg is, aangezien de bevaarbaarheid niet eens meer aan de internationale normen voldoet. Wat gaat het kabinet hier aan doen?
VII.5 MIRT regio Noord
Noord-Nederland biedt alle ruimte voor ontwikkeling. Letterlijk. Maar dan moet het Rijk daar wel met visie op acteren. In de gebruikte MKBA rekenmodellen komen infrastructuur investeringen in het Noorden steevast als onrendabel bovendrijven, wat ook logisch is als je uitgaat van de bestaande situatie. In het Deltaplan Noord-Nederland biedt de regio Nederland de ruimte om een deel van de woningbouw opgave daar op te lossen.
Dit alles alleen wel de op de voorwaarde dat op termijn de Lelylijn gerealiseerd worden kan, welke Noord-Nederland beter verbinden zal met de Randstad. Goed nieuws dus dat de Lelylijn de status MIRT verkenning heeft verkregen. Van groot belang is dus nu de Europese dekking ook echt rond te krijgen. Met het aanmelden van de lijn an sich redden we het niet.
Kan de Kamer staatssecretaris vragen hoe zij de kansen inschat om op Europees niveau om tot aanvullende financiering van dit project te komen? Kan de kamer de staatssecretaris vragen welke concrete inspanningen zij levert om te zorgen dat de Lelylijn daadwerkelijk wordt opgenomen in het Europese kernnetwerk TEN-T? Werkt zij daarbij samen met haar Duitse- en Scandinavische collega’s?
Meer informatie:
Marco R.F. Wiesehahn – Vrijman
beleidssecretaris VNO-NCW & MKB-Nederland
tel. : 06 5199 1744
e-mail: wiesehahn@vnoncw-mkb.nl