Wet implementatie EU-richtlijn transparantie inkomsten via de digitale platformeconomie en overige aanpassingen, brief aan het Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken van het Ministerie van Financiën

08-11-2021

Geachte dames en heren,

 

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het conceptwetsvoorstel implementatie EU-richtlijn transparantie inkomsten via de digitale platformeconomie en overige aanpassingen, waarmee het instrumentarium voor samenwerking tussen belastingdiensten op het gebied van de digitale economie wordt uitgebreid. Met dit conceptwetsvoorstel wordt EU-Richtlijn 2021/514 (ook wel DAC7 genoemd) geïmplementeerd in nationale wetgeving. Er is sprake van een zogenoemde zuivere implementatie; het wetsvoorstel bevat geen maatregelen die niet samenhangen met de implementatie van genoemde richtlijn.

 

Het wetsvoorstel leidt tot een enorme verzwaring van de administratieve lasten. De nieuwe rapportageverplichtingen leiden tot extra interne controles, controles van de Belastingdienst, mogelijke geschillen met Belastingdiensten uit andere EU-landen en mogelijke sancties, eventueel gevolgd door juridische procedures.

 

De implementatie leidt tot wijzigingen in de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen. De wet treedt op enkele onderdelen na in werking op 1 januari 2023. De nieuwe artikelen 8a, 10bis, 10ter en 27a inzake gezamenlijke audits treden een jaar later, dus per 1 januari 2024, in werking.

 

Namens het Nederlandse bedrijfsleven informeren wij u over een aantal praktische aspecten en uitvoeringsvraagstukken met betrekking tot het conceptwetsvoorstel. Daarbij houden we de volgorde aan van de onderwerpen zoals opgenomen in onderdeel I Algemeen van de Memorie van Toelichting.

 

Rapportageverplichtingen digitale platformen
De rapportageverplichtingen gelden in beginsel voor platformexploitanten die fiscaal ingezetene zijn van een EU-lidstaat en voor platformexploitanten die geen fiscaal ingezetene zijn van een EU-lidstaat, maar wel binnen de EU opereren. De verplichting geldt niet als de inlichtingen die moeten worden gerapporteerd, al door een andere rapporterende platformexploitant zijn verstrekt. Als de rapporterende platformexploitant gegevens en inlichtingen moet rapporteren in meerdere EU-lidstaten, kan hij kiezen in welke van die EU-lidstaten hij aan zijn rapportageverplichtingen voldoet. De betrokken EU-lidstaten moeten vervolgens door hem worden geïnformeerd over zijn keuze.

 

VNO-NCW vindt het van groot belang dat wanneer de eigen EU-lidstaat, of de EU-lidstaat van zijn keuze, van mening is dat de betreffende platformexploitant voldoet aan alle voorwaarden om aldaar aan de rapportageverplichtingen te voldoen, de overige EU-landen waar de platformexploitant actief is, deze keuze niet meer ter discussie stellen. Dit principe moet ook gelden ten aanzien van de rapportageverplichtingen op zich. Wanneer de platformexploitant, met andere woorden, in de eigen EU-lidstaat of de EU-lidstaat van zijn keuze voldoet aan de aldaar geldende rapportageverplichtingen, dan zouden de overige EU-landen dit niet meer ter discussie moeten kunnen stellen. Dit biedt rechtszekerheid en voorkomt de nodige conflicten en bijbehorende administratieve lasten. Dit is uiteraard niet alleen relevant voor de platformexploitant, maar ook voor die EU-lidstaten zelf. Wij adviseren dit principe te verduidelijken in het wetsvoorstel en in de Memorie van Toelichting.

 

Voorts adviseren wij in de Toelichting op te nemen hoe de Nederlandse overheid zich opstelt wanneer platformexploitanten en verkopers in meerdere EU-landen zijn gevestigd. Gaat de Nederlandse overheid bepalen of een platformexploitant en/of verkoper in Nederland aan de verplichtingen moet voldoen, of stelt de Nederlandse overheid zich lijdelijk op?

 

De rapportageverplichting kan ook van toepassing zijn op platformexploitanten die geen fiscaal ingezetene zijn van een EU-lidstaat, maar wel binnen de EU opereren. Dit wil onder andere zeggen dat zij verkopers faciliteren die ingezetenen zijn van een EU-lidstaat. Deze verplichting is bedoeld om het systeem van gegevensuitwisseling goed te laten functioneren, een gelijk speelveld te creëren en oneerlijke concurrentie tegen te gaan. VNO-NCW ondersteunt deze doelstellingen, maar vraagt zich tegelijkertijd af hoe deze rapportageverplichting in de praktijk zal worden gehandhaafd. Het gevaar ontstaat dat verkopers liever in zee willen gaan met platformexploitanten buiten de EU als blijkt dat deze zich effectief niet aan de regels hoeven te houden. Deze situatie kan uiteraard schadelijk zijn voor het gelijke speelveld en daarmee de concurrentiepositie van platformexploitanten in de EU (en die buiten de EU zich wel aan de regels houden). Het zou goed zijn hier in de Toelichting aandacht aan te besteden.

 

De begrippen platform en verkoper worden in de Richtlijn en in het conceptwetsvoorstel ruim gedefinieerd. Hoe wordt in dit verband aangekeken tegen verkopen op eigen naam, maar voor rekening en risico van een ander, of verkopen waarvoor een fictie geldt, zoals de platformfictie op basis van de btw-richtlijn of de aan- en verkoopfictie voor veilingen? Bij vouchers speelt een soortgelijke problematiek. Wanneer het platform de vouchers verkoopt op naam en voor rekening en risico van een ander (de disclosed agent), moet dan de platformexploitant aan de rapportageverplichting voldoen en dient deze exploitant vervolgens de gegevens van de verkoper te verzamelen of, indien dit een ander is, van de achterliggende partij die de vouchers uitgeeft? Ook hierover zou in de Toelichting meer duidelijkheid moeten worden verschaft.

 

Bovendien zou het de rechtszekerheid ten goede komen indien de Toelichting verduidelijkt dat het begrip 'platform' geen betrekking heeft op software die gebruikers in contact brengt met het platform zodat deze laatste goederen en diensten van gebruikers kan afnemen voor eigen economische doeleinden (zogenaamde ‘éénzijdige platformen’ die, in tegenstelling tot ‘tweezijdige platformen’, niet fungeren als tussenpersoon tussen een verkopende en aankopende partij).

 

Wij benadrukken dat het bedrijfsleven tijd nodig heeft om aan de rapportageverplichtingen te kunnen voldoen. De platformexploitanten kunnen pas overgaan tot het aanpassen van de relevante IT-systemen, nadat alle verplichtingen bekend zijn. Dit betekent niet alleen dat het wetsvoorstel moet zijn aangenomen, maar ook dat de technische specificaties voor de rapportageverplichtingen vaststaan. Over het algemeen is de doorlooptijd van dit soort IT-processen (van ontwerpfase tot aan de 'go live'-fase) minimaal twaalf maanden. Met het oog op de verplichte ingangsdatum van 1 januari 2023 zal het voor de meeste platformexploitanten een flinke uitdaging worden om tijdig aan de nieuwe regels te kunnen voldoen. Ons inziens valt daarom te overwegen om na te denken over een zogenoemd noodspoor.

 

Tevens vraagt VNO-NCW meer toelichting over hoe de Belastingdienst omgaat met mogelijk onjuiste dan wel onvolledige gegevens die worden verstrekt (bijvoorbeeld door de platformexploitant over een bepaalde verkoper). Op basis van de nieuwe wet zal er een enorme hoeveelheid gegevens worden gedeeld met de Belastingdienst en eventuele onjuistheden zijn niet altijd te voorkomen. Hoe gaat de Belastingdienst zijn vergaande controlemogelijkheden toepassen? Wordt bijvoorbeeld een verkoper de mogelijkheid geboden om eventuele onjuiste of onvolledige informatie te corrigeren respectievelijk aan te vullen? Een terughoudende opstelling van de Belastingdienst lijkt gewenst waarbij in beginsel altijd de herstelmogelijkheid wordt geboden bij omissies die leiden tot onjuiste of onvolledige informatie. Voorkomen moet worden dat een verkoper financiële schade en/of reputatieschade oploopt vanwege onjuiste dan wel een onvolledige gerapporteerde informatie.

 

Om aan de rapportageverplichting te kunnen voldoen, zijn rapporterende platformexploitanten verplicht specifieke inlichtingen te verzamelen over verkopers die gebruik maken van hun digitale platform (de zogenoemde due diligence-procedures). Wij zijn van mening dat duidelijk in de wet moet worden vastgelegd wat de gevolgen zijn voor platformexploitanten die niet aan de rapportageverplichtingen voldoen, of die niet voldoende de juistheid van de gerapporteerde informatie nagaan. Zie ook onze eerdere opmerking over de opstelling van de Belastingdienst bij controles.

 

In het verlengde hiervan is ook de vraag hoe ver platformexploitanten moeten gaan om de juistheid en/of volledigheid van de door de verkoper verstrekte informatie te verifiëren. Hoe ver gaat de inspanningsverplichting van de platformexploitant? Verificatie kan vooral lastig of zelfs onmogelijk zijn wanneer het gaat om zeer gedetailleerde en privacygevoelige informatie. Er bestaat geen algemene databank, zoals bijvoorbeeld voor de btw (VIES), waarbij wij opmerken dat ook dit VIES-systeem zijn onvolkomenheden kent. Wij verzoeken hier in de Toelichting op in te gaan.

 

Gegevensbescherming
VNO-NCW maakt zich zorgen over de bescherming van de gegevens die in het kader van de rapportageverplichtingen moeten worden aangeleverd. In theorie lijkt alles goed geregeld, zowel op Europees als nationaal niveau. De praktijk is echter veel weerbarstiger.

 

Hoe worden de benodigde gegevens verzameld en gevalideerd? Hoe worden de gegevens beschikbaar gesteld aan de Belastingdienst. Het gaat om concurrentie- en privacygevoelige gegevens die naar wij mogen aannemen via een beveiligde interface met de Belastingdienst worden gedeeld. De overdracht van een aanzienlijke hoeveelheid data legt een groot beslag op de IT-systemen van zowel de Belastingdienst als de desbetreffende platformexploitanten. Hoe gaat de Belastingdienst zich wapenen tegen mogelijke beveiligingsrisico’s? Wie draait op voor de (vervolg)schade wanneer deze gegevens toch bij onbevoegden belanden? Graag meer toelichting hierop.

 

In dit kader is ook van groot belang welke maatregelen er (moeten) worden getroffen om privacygevoelige informatie van natuurlijke personen te beschermen. Hoe wordt de privacy gewaarborgd wanneer dergelijke gegevens terechtkomen bij platformexploitanten die niet binnen de EU zijn gevestigd en waar de Europese privacywetgeving niet geldt. Platformexploitanten moeten extra (persoons)gegevens gaan verzamelen van natuurlijke personen (“kleine verkopers”) ten behoeve van DAC7 (indien de rapportagedrempel wordt behaald) terwijl zij deze in het kader van hun reguliere bedrijfsvoering en type dienst die zij aanbieden normaliter niet verzamelen en verwerken.

 

Administratieve lasten
De nieuwe rapportageverplichtingen brengen hoge administratieve lasten met zich mee voor platformexploitanten die de juistheid en de volledigheid van de rapportages moeten nagaan. Fouten zijn helaas nauwelijks te vermijden. Behalve de eerder genoemde terughoudende opstelling van de Belastingdienst bij controles, zou ook een efficiënte invulling van de rapportageverplichting moeten worden nagestreefd. In het kader van de nieuwe wet zouden bijvoorbeeld alleen die gegevens moeten worden aangeleverd die de Belastingdienst nog niet uit andere hoofde heeft verkregen. Het gaat dan om gegevens die al zijn verkregen in het kader van de normale bedrijfsuitoefening of uit aangiften btw of inkomstenbelasting. Dubbele of meervoudige verstrekking van dezelfde gegevens moet uiteraard zoveel mogelijk worden vermeden.

 

Overleg bedrijfsleven tijdens implementatieproces
Gelet op de complexiteit van de rapportageverplichtingen, de internationale context en de specifieke en uiteenlopende problematiek van de platformexploitanten, stelt VNO-NCW voor om gedurende het wetgevingsproces en de fase van de praktische implementatie (zowel voor als na 1 januari 2023) regelmatig overleg te hebben over alle uitvoeringsaspecten van de nieuwe regelgeving. Dit overleg kan worden ingericht op de manier zoals dit is gebeurd tijdens het onderzoek 'Bouwstenen voor een beter belastingstelsel'.

 

Hoogachtend,

 

dr. Rob J. Mulder
Directeur Beleid