Handelsverdragen, open grenzen, de Europese Unie. Als er na het Oekraïnereferendum meer referenda volgen, staat er voor ondernemers veel op het spel. Hoe voorkom je dat elke verandering wordt weggestemd? En Nederland een in zichzelf gekeerd land wordt?
‘Je ziet een korte campagneperiode, zich slecht geïnformeerd voelende burgers, politieke partijen die campagne voerden als ging het om verkiezingen en een kabinet dat vaker het nieuws haalde met schrikbeelden dan met nut-en-noodzaak-argumenten en een debat van oneliners en zwartmakers.’ Dit lijkt een goede analyse van het Oekraïne-referendum, maar de tekst van communicatiedeskundigen Guide Rijnja en Huib van Wersch is tien jaar oud. Zij omschreven toen het referendum over de Europese grondwet. Politiek Den Haag lijkt in die tien jaar weinig geleerd te hebben van het desastreuse resultaat in 2005. Bij het eerste het beste referendum na die tijd won ‘het nee-kamp’ weer.
Dat zou niet zo’n probleem zijn, als het bij die twee referenda zou blijven. Maar er liggen nieuwe in het verschiet. Thierry Baudet, mede-initiatiefnemer van het Oekraïne-referendum, kondigde al op de uitslagenavond aan dat het tijd is voor een Nexit-referendum over uittreding van Nederland uit de EU. Ook het Montesquieu Instituut, het onderzoeks- en onderwijsinstituut voor de parlementaire geschiedenis en constitutionele ontwikkeling, ziet het aantal referenda eerder toe- dan afnemen. ‘De kans is groot dat de komende jaren ook actiegroepen zoals Greenpeace of het Wereldnatuurfonds verzoeken voor referenda indienen’, schrijft Jos Engelkes al begin dit jaar in een bundel van het instituut. ‘Zij hebben veel (politiek) actieve leden en weten de traditionele media even goed of zelfs beter te bespelen dan bijvoorbeeld GeenPeil.’
Vier tips voor een werkbaar referendumHet Montesquieu Instituut ziet wel wat mogelijkheden voor verbetering in het Nederlandse systeem voor referenda. Zoals de referendumwet nu is, frustreert deze de bewegingsruimte van de politiek en kan er zelfs voor zorgen dat de rechten van minderheden in de knel komen. Waarover we moeten nadenken:
1 Alleen voor of tegen is te simpel; subvragen geven zicht op wat de voor- en tegenstemmers beweegt, zoals gebeurt in enquêtes;
2 Het wordt moeilijk grote stelselherzieningen door te voeren omdat er altijd wel een meerderheid van 30 procent tegen te vinden is;
3 De rechten van het individu kunnen zo ondergeschikt raken aan een meerderheidsverbod;
4 Een referendum en een steeds sterkere rol van Eerste Kamer betekent dat er na de Tweede Kamer een dubbele barrière ligt voor wetgeving. Dat is misschien wat veel. Een alternatief voor referenda – en binnen het Nederlandse bestel tamelijk logisch, zegt het Instituut – is om een rechterlijk toetsingsrecht in te voeren zoals de Duitse Bundesverfassungsschutz, naast de democratische middelen als de Eerste en Tweede Kamer.
Kost handel en welvaart
De ontwikkelingen worden met zorg gevolgd door het bedrijfsleven. Er staat nogal wat op het spel als handelsverdragen, het voortbestaan van open grenzen of wel of niet deel uitmaken van de Europese Unie via een referendum worden voorgelegd. Hoe kan er evenwichtig en stabiel beleid gemaakt worden als een regering bij moeilijke zaken steeds met een referendum wordt teruggefloten? Welke verandering kan er nog doorgevoerd worden als een wet door 17 procent van de bevolking (het aantal nee-stemmers bij het Oekraïne-referendum) kan worden weggestemd?
Dat kan weleens handel en welvaart kosten. Het Britse ministerie van Financiën liet uitrekenen wat het de Britten kost als er 23 juni tijdens het referendum daar wordt gekozen voor een exit uit de EU: 5.400 euro per persoon per jaar. Engeland wordt blijvend armer na een Brexit, aldus het ministerie. En als de gemiddelde Brit er op achteruit gaat, zal een doorsnee Nederlander er bij een Nederlandse Exit zeker fors op achteruit gaan, stelt macro-econoom Mathijs Bouman in het Financieele Dagblad van 16 april. Want handel drijven – en daar moet Nederland het als exportland toch vooral van hebben – gaat nu eenmaal het best binnen een juridisch goed geregelde vrijhandelszone, verklaart hij. ‘Geef elke Nederlander een vrije dag om het rapport te lezen.’
Een handelsverdrag als het Amerikaans-Europees TTIP – waarvan werkgevers én werknemers voorstander zijn – kan volgens conservatieve schattingen leiden tot een toename van 0,48 procent van het BNP. Voor Nederland komt dat neer op ongeveer 4 miljard euro per jaar. Wat als dat straks allemaal wordt tegengehouden?
Reframen naar onderbuik
‘Een regeringsstandpunt heeft weinig kans in een economisch klimaat dat gekenmerkt wordt door recessie en stagnatie en een aanhoudende populariteit van populistische en anti-immigratie partijen’, zag hoogleraar politieke communicatie Claes de Vreese (UvA) al in 2004. Tegenstanders – referenda worden doorgaans aangevraagd door mensen die tegen het overheidsbeleid zijn – lijken het makkelijker te hebben dan voorstanders. ‘Terwijl tegenstanders vaak aan één argument voldoende hebben, struikelen de voorstanders over mitsen en maren. Dat is in het ééndimensionale van een referendum fataal. Ze zijn daarmee een makkelijke prooi’, concludeert het Montesquieu Instituut in zijn uitgave Het eerste referendum. Jack de Vries, in 2005 spindokter van het CDA, ex-staatssecretaris van Defensie en nu strategy director bij communicatiebureau Hill+Knowlton, schiet bijna in een depressie bij het horen van de term referendum. Cijfers en verdragsteksten doen er niet toe als de tegenstander daar geen boodschap aan heeft. ‘Emotie moet je niet met ratio bestrijden’, zegt hij. ‘Je moet dan als voorstander het referendum reframen naar de onderbuik.’