20 JAN, 2015 • Interview
'Durf de stap in het onbekende te zetten'
Nederland had een primeur: handel en hulp in één ministerhand. Lilianne Ploumen is de eerste minister van Buitenlandse Handel én Ontwikkelingssamenwerking. Wat heeft deze combinatie opgeleverd voor de bv Nederland? En: hoe gaat de minister zorgen dat in de toekomst meer ondernemers de sprong over de grens wagen? ‘Hupsakee, kom mee op handelsmissie.’
De minister oogt fris, wat opvallend is als je bedenkt dat ze in één week tijd twee dagen in Mali is geweest, daarna een EU-overleg in Brussel bijwoonde, deelnam aan een debat in de Amsterdamse Rode Hoed, meeschreef met het Nationaal Dictee, en het startschot gaf aan het populaire Glazen Huis van Radio 3 FM. Meer dan 72 landen staan op haar conto, waarvan China, India, Congo, Rwanda en Colombia de meest recente bestemmingen zijn. Maar jetlags? Ho maar. ‘Nee, daar heb ik geen last van. Echt niet’, verzekert ze. ‘Er is iets in mijn lichaam…Ik slaap altijd en overal bij. Anders zou ik dit werk niet kunnen doen.’ Twee jaar is Lilianne Ploumen nu minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de eerste met deze nieuwe portefeuille.
Wat heeft deze nieuwe combinatie tot dusver opgeleverd voor het Nederlandse bedrijfsleven?
‘Heel veel. Ik vind dat ik er als minister voor Handel en Hulp verantwoordelijk voor ben zoveel mogelijk bedrijven, groot en klein, kennis te laten maken met nieuwe markten. Zeker in tijden dat het economisch moeilijker gaat in de eurozone – waar we als Nederland nog steeds 75 procent van onze handel uit halen – moeten we op zoek gaan naar andere mogelijkheden voor ondernemers. Ook nu de handel met bijvoorbeeld Rusland moeilijker gaat, is het nodig verder om ons heen te kijken. En de groeipercentages in opkomende landen liggen veel hoger dan in de ons omringende regio’s. Daar zijn dus de kansen. U zult in mijn agenda voor handelsmissies dan ook bestemmingen zien als China, Turkije, Brazilië, Congo, Rwanda en Nigeria.’
En meer concrete resultaten?
‘Missies leveren vaak eerst contacten op voordat ze contracten genereren. Toch hebben we goede resultaten behaald. We hebben een lijst met talloze voorbeelden. Zelf willen we natuurlijk ook bijhouden wat het beleid oplevert.’
Ze somt op: mkb-bedrijf Styleshoots, een van de winnaars van het zogeheten Oranje Handelsmissiefonds, een initiatief van onder andere het ministerie van Buitenlandse Zaken en MKB-Nederland, mocht dit jaar gratis met de minister mee op handelsmissie naar China. Daar bezocht het bedrijf een matchmakingsdag en is daarna met een aantal orders naar huis gegaan, aldus de minister. In China werd tijdens de laatste handelsmissie een half miljard euro aan deals binnengehengeld. Tijdens de missie naar India in 2014 werden in totaal acht contracten met Indiase partners ondertekend, gezamenlijk ter waarde van ruim 250 miljoen euro. Het gaat onder meer om bedrijven die actief zijn in de ict, waterzuivering, landbouw en gezondheidszorg. Uit Nigeria en Ghana bracht het bedrijfsleven ongeveer 25 miljoen euro aan opdrachten mee.
Levert het beleid ook iets op voor de allerarmsten in de wereld?
‘Sommige mensen hebben gewoon keihard hulp nodig. Daarom hebben we voor de komende jaren meer geld vrijgemaakt voor noodhulp, dat bijvoorbeeld gaat naar Syrië en Zuid-Sudan. En daarom hebben we de Karel Doorman (marineschip; red.) met hulpgoederen gestuurd naar de door Ebola getroffen landen. Maar het belangrijkst is dat een land op eigen benen kan staan. Dat een land economisch groeit, en dat die groei ook bij iedereen in de samenleving terechtkomt. Daarvoor is wel méér nodig dan alleen ondernemerschap. De overheid in dat land moet zorgen voor goede regelgeving, schoon drinkwater, recht op onderwijs. Daar proberen we ook aan bij te dragen als Nederlandse overheid – samen met bedrijven en ngo’s. We zetten daar met zijn allen op in. Daar is vaak nog veel inspanning voor nodig, om die markt op een goede manier zelf te laten functioneren. Maar die leveren we met zijn allen. U moet bedenken dat op een missie met mij net zo goed een Heineken en Unilever meegaan als een ngo als Max Havelaar. Natuurlijk zijn bedrijven uit op winst – als dat niet zo was dan zou ik toch een hartig woordje met ze moeten spreken – maar ze kijken ook naar de lange termijn. Bedrijven willen goede toeleverancies, in een stabiele situatie, en zijn vaak bereid daarin te investeren. Ik moet daarbij opmerken dat Nederlandse bedrijven wel veel verder zijn als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen. Verder dan andere EU-landen ja, maar ook verder dan de Verenigde Staten.’
Ligt uw focus meer op het stimuleren van de Nederlandse handel of op het belang van ontwikkelingslanden?
‘Dat kun je zo niet zeggen, dat gaat echt hand in hand. Het is juist een teken van deze tijd dat je deze twee niet kunt scheiden. Tijdens overleg met lokale overheden in die landen denken mensen daar niet: daar zit een minister die deels van handel is en deels van hulp. Zij vragen zich af: hoe laten we onze economie groeien? Hoe bestrijden we armoede? Hoe zorgen we ervoor dat meisjes naar school gaan? Zijzelf zien hulp en handel ook niet los van elkaar. En eigenlijk doen we als Nederland niks anders dan ons beter verhouden tot de werkelijkheid daar. En wat ik merk, is dat met name in opkomende landen de combinatie hulp en handel goed werkt. Zij stellen het op prijs dat er een gelijkwaardige relatie bestaat; en dát opent vanzelf deuren. Nederland was de eerste met deze portefeuille en het is niet voor niets dat de Denen ons volgen.’
Hoe is het topsectorenbeleid – denk aan hightech – te combineren met ontwikkelingslanden? Die zijn daar toch helemaal niet klaar voor?
‘Onze topsectoren zijn juíst relevant daar. Ik zie ze als Nederlandse oplossingen voor de uitdagingen van die landen. Een mooi voorbeeld is het Dutch Risk Reduction Team: experts uit bedrijven, kennisinstellingen en ngo’s die wereldwijd worden ingezet om overheden te adviseren over kwesties als het voorkomen van overstromingen, het tegengaan van watervervuiling en het verzekeren van watertoegang voor de bevolking. Onze mensen zijn aan de slag geweest in onder meer de Filipijnen en Bangladesh. De waterexperts inventariseren problemen, doen voorstellen van oplossingen en uiteraard willen ze graag zelf die oplossingen helpen realiseren. Dat levert weer kansen op voor onze bedrijven.’
Nederland is het zevende exportland in de wereld. Wat gaat u eraan doen om ons in de top-3 te krijgen?
‘Nu vind ik de zevende plaats op zichzelf best goed. Maar of we China, die op nummer één staat kunnen verslaan, weet ik niet. We moeten ook een beetje realistisch zijn (lacht). En als je de exportwaarde per hoofd van de bevolking bekijkt, dan bezetten we trouwens al de eerste plek binnen de top-10 exportlanden. Maar goed, vraag blijft: hoe versterken we onze economie vanuit de export? Het antwoord op die vraag ligt niet alleen bij de overheid. Ik denk dat het goed is dat mkb’ers zich ervan bewust zijn hoe belangrijk het is om innovatief te zijn, en om te internationaliseren. Je ziet dat mkb’ers die de afgelopen jaren de grens overgingen, beter de moeilijke jaren zijn doorgekomen dan bedrijven die dat niet deden. Het betekent ook dat zij vooral moeten inzetten op die opkomende markten.’
Toch blijkt maar eenderde van alle mkb-bedrijven in Nederland de blik over de grens richten.
‘Klopt. Daar liggen dus nog veel verbetermogelijkheden. Ik merk dat het voor mkb’ers een grote stap is om te nemen: het is toch onbekend terrein. Niet elk mkb-bedrijf leent zich overigens voor export. Bovendien gaat het om een investering in tijd én geld; niet elke ondernemer heeft dat op de plank liggen. Nederlandse mkb’ers zijn wel sterk in sectoren waar de wereld op zit te wachten. Dan heb ik het over landbouw, olie en gas, water, zorg. Als je het potentieel van het Nederlandse mkb – dus die tweederde die nog in Nederland blijft – kruist met het groeipotentieel in opkomende markten, ja, dan ligt de wereld echt voor ons open.’
Wat zou u tegen die tweederde willen zeggen?
‘Nou ja, hupsakee, kom mee op handelsmissie. Wij doen er van onze kant alles aan om de stap te vergemakkelijken. Zo gaat de overheid in 2015 nadrukkelijker inzetten op internationaal ondernemen en mkb’ers wijzen op de mogelijkheden die er zijn om ondersteuning te krijgen bij het verkennen van nieuwe markten. We bieden allerlei financiële middelen aan om ondernemers te ondersteunen. Denk aan het Dutch Good Growth Fund, aan exportkredietgaranties, publiek-private partnerschappenwaarbij je je als ondernemer kunt aansluiten.’
‘In januari lanceren we een gratis exportapp, NL Exporteert, die de ondernemer praktisch en concreet helpt met alle informatie die hij nodig heeft om de stap over de grens te zetten. Je ziet per land een marktanalyse, de instanties waar je terecht kunt, de fondsen die bestaan. Ik zou willen zeggen: bereid je als ondernemer goed voor in Nederland. Praat met andere ondernemers, wissel ervaringen uit, maak gebruik van al die mkb-netwerken die er zijn. En de deur van ambassades en consulaten staat altijd open voor ondernemers.’
Ja? Want er zijn wel minder ambassades en consulaten.
‘We hebben natuurlijk een forse bezuinigingsoperatie in Nederland – bijna – achter de rug. Daaraan konden we niet ontsnappen, dat was nodig om de langetermijneconomie een impuls te kunnen geven. We hebben de pijn wel enigszins kunnen verzachten. Op een aantal plekken hebben we juist kantoren kunnen openen, in Myanmar bijvoorbeeld en in Panama. Daarbij focussen we natuurlijk vooral op de gebieden waarin kansen liggen. Zeker in opkomende markten is de overheid vaak sterk aanwezig. Dan kun je als Nederlandse ondernemer wel steun van de ambassade gebruiken, die de marktpartijen en de lokale overheden kent.’
Economie wordt steeds politieker, hoe gaat u daarmee om?
‘Als er in betrekkingen tussen landen politieke kwesties spelen, wil dat niet zeggen dat je niet tegelijkertijd economische betrekkingen kunt onderhouden. Op politiek niveau zijn er veel mogelijkheden om constructieve gesprekken te voeren waarin je ook moeilijke kwesties aan de orde kunt stellen. Ja, zelfs gevoelige onderwerpen als mensenrechten. Mijn ervaring is dat alles bespreekbaar is. Mvo is voor Nederlandse bedrijven erg belangrijk, dat is een belangrijk gespreksonderwerp in gesprekken tussen overheden. Zo heb ik onlangs een bezoek gebracht aan Colombia, samen met ngo’s en energiebedrijven. We hebben daar goede gesprekken gehad over de misstanden in de mijnbouwsector en hebben met de Colombiaanse overheid afgesproken te gaan samenwerken om de situatie in de mijnen te verbeteren. Echt positieve ervaringen dus.’
1983 | Sociaal cultureel werker in Rotterdam-Crooswijk | |
1985 | Projectleidster onderzoek bij het Instituut voor Psychologisch Marktonderzoek | |
1990 | Manager marketing en onderzoek bij Foster Parents Plan in Amsterdam | |
1993 | Over naar PLAN, de koepelorganisatie van Foster Parents, in Londen | |
1995 | Ploumen Projecten (marketingonderzoek en ideeontwikkeling voor (non-)profit Opdrachtgevers) | |
1995 | Coördinator fondswerving voor Mama Cash | |
1996 | Directeur van Mama Cash | |
2001 | Hoofd kwaliteit en strategie Cordaid | |
2004 | Directeur internationale programma’s Cordaid | |
2007 | Voorzitter van de PvdA | |
2012 | Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
Handig: de wekelijkse Forum-alert
Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.