3 SEP, 2015 • Achtergrond

Na studeren, klaar met leren? Onze mentaliteit moet veranderen

De Nederlandse werknemer zit veel te weinig met zijn neus in de boeken. Maar dat is niet alleen zijn eigen schuld. Werkgevers, werknemers én onderwijsinstellingen moeten snappen dat leren niet ophoudt na het halen van een diploma. Alleen zo kan Nederland in de buurt komen van landen als Finland en de Verenigde Staten.

Het rapport van de WRR ‘Naar een lerende economie’ is onverbiddelijk. ‘Allerlei beleidsintenties ten spijt kent Nederland weinig aandacht voor post-initieel onderwijs en scoort ons land slecht als het gaat om leven lang leren’, stellen de onderzoekers. Dat beeld komt aardig overeen met de werkelijkheid, zegt Loek Nieuwenhuis, lector beroepspedagogiek aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Een aantal jaar geleden vergeleek hij Nederland met landen als Denemarken en Finland: in hoeverre zijn werknemers bereid zich bij te scholen en hoe is onze ‘leercultuur’? Een bijzonder lastig klus, die vergelijking, omdat in elk land anders wordt gedacht over onderwijs. Maar het is niet lastig om een algemeen beeld te schetsen: er valt nog veel te verbeteren in Nederland. ‘Nederland haalt wel Europese doelstellingen als het gaat om dit thema, maar slaagt er maar slecht in om het plafond dat er nu staat te doorbreken’, stelt Nieuwenhuis.

Dat ligt bijvoorbeeld aan het hoger onderwijs. Dat heeft als doelgroep jonge studenten. Werkgevers kunnen er nog nauwelijks terecht. Technische bedrijven staan te springen om hun personeel onder te dompelen in interessante vakken van hogescholen en universiteiten, maar flexibele toegang tot scholing voor werknemers is er niet tot nauwelijks. ‘Werknemers en werkgevers zitten niet te wachten op opleidingstrajecten van vier jaar lang’, zegt Nieuwenhuis. ‘Ook op mijn hogeschool, de HAN, wordt gekeken of het hbo meer flexibiliteit kan realiseren om zo werkgevers tegemoet te komen. Over het algemeen zijn instellingen behoorlijk schuw omdat het officieel nog niet mag. Dat het onderwijs nauwelijks op volwassenen is gericht, zie je ook wel aan de methode waarop rendement wordt berekend bij onderwijsinstellingen, namelijk op het aantal gehaalde diploma’s in plaats van op het aantal afgeronde modules door studenten.’

Robotisering
Zou er dan geen belangstelling zijn bij werkgevers? Willy Berentsen van de FME betwijfelt dat. ‘Bedrijven begrijpen heel goed dat ze veel beter renderen als ze investeren in hun werknemers. Dat is sociaal kapitaal, die moeten mee in ontwikkelingen zoals robotisering en the internet of things.’ Maar, zegt ook Berentsen, het vraagt om een andere oriëntatie van onderwijs. ‘Voor technisch onderwijs heb je lab-faciliteiten nodig en andere technische voorzieningen, maar daar kunnen werknemers die fulltime werken nu niet terecht. Die willen niet altijd in de schoolbankjes onderwijs volgen tijdens werkuren, maar ook in de avonduren, in vakanties en in het weekend. Dat moet echt gaan veranderen. Daarom zijn wij nu in gesprek met onderwijsinstellingen, zodat we dichter naar elkaar toekomen.’ Het gaat gebeuren, zegt Berentsen. ‘Ik heb net een gesprek gehad op de Fontys Hogeschool in Tilburg. Het leeft dus wel. Nu moet het aanbod nog goed worden afgestemd op de vraag.’ Ivo Poulissen van Nederland ICT is optimistisch dat dat gaat lukken. ‘Onze branche is van plan te gaan experimenteren met vraagfinanciering. We voeren gesprekken met hogescholen over welke behoefte bedrijven hebben qua deeltijdaanbod. Die hbo-instellingen gaan dan vakkenpakketten aanbieden afgestemd op de wensen van het bedrijfsleven, in ons geval ict-bedrijven.’

Dat is niet alleen voor werkgevers belangrijk, maar zeker ook voor werknemers. Volgens Nieuwenhuis is er zeker wel belangstelling bij werknemers voor het volgen van scholing en cursussen, maar is in Nederland ‘bevoegd is bekwaam’ toch de norm. Met andere woorden: als je eenmaal je diploma hebt, ben je verder wel klaar. Volgens de WRR moeten ook werknemers echter gaan inzien dat ze moeten blijven leren om in de toekomst relevant werk te kunnen verrichten. Bijvoorbeeld door de werknemer een individueel scholingsrecht toe te kennen dat meegenomen kan worden naar een volgende baan. Van onderzoeks- en ontwikkelingsfondsen, die op sectorniveau bestaan, wordt nog nauwelijks gebruik gemaakt. En omdat arbeid flexibeler wordt en mensen daardoor vaker van baan wisselen, moet het recht op scholing niet alleen van de werkgever afhangen en diens ‘plicht’ om in scholing te investeren. ‘Werknemers moeten geprikkeld worden om hun kennis actueel te houden’, aldus de WRR. Berentsen ziet daar ook de noodzaak van in. ‘Veel werk dat nu nog door mensen wordt gedaan, zal in de toekomst geautomatiseerd gebeuren. Werknemers zullen dan anders ingezet worden en daar is nieuwe kennis voor nodig.’ Poulissen merkt op dat werknemers wat dat betreft meer moeten gaan denken als zelfstandigen. ‘Uit een onderzoek van het Verwey-Jonker instituut blijkt dat die groep zich constant blijft bijspijkeren. Ze moeten wel, omdat ze telkens opnieuw worden ingehuurd om hun specifieke vaardigheden. Die moeten dus actueel blijven’, zegt hij. ‘Werkzekerheid zit in wat je kunt, niet in je arbeidsvoorwaarden. Dat geldt eigenlijk ook voor reguliere werknemers. Als je bij een bedrijf terecht komt zonder ruimte voor scholing, verander dan zo snel mogelijk van baan.’

Fin houdt graag controle over zijn loopbaan
Finland laat onderwijsstatistieken zien waar menig land in de wereld jaloers op mag zijn

Meer dan de helft van de beroepsbevolking volgde in de afgelopen jaren een cursus of opleiding, die vaak ook nog eens betaald werd door de werkgever. Tien miljoen uur spenderen de Finse volwassenen met elkaar in de schoolbanken.

Er bestaat een levendige ‘leercultuur’ in Finland, waar mensen ervan overtuigd zijn dat meer leren leidt tot welzijn en welvaart. ‘Werkgevers in dit land onderschrijven dat ook’, zegt Petri Haltia, die zich al 25 jaar bezighoudt met volwassenenonderwijs, nu op het ministerie van Onderwijs. ‘Bedrijven en werknemers hebben gezien dat leren betekent dat je kunt klimmen op de sociale ladder. Werkgevers hebben ook graag dat hun mensen bij de tijd blijven.’ Dat is niet altijd zo geweest. Toen het land in de jaren negentig in crisis verkeerde – ook door de val van de Sovjet Unie – besefte de overheid dat werknemers makkelijk omgeschoold moeten kunnen worden om bij te blijven. Alle studies aan universiteiten en hogescholen in Finland zijn BTW-vrij. Ook mag een bedrijf de kosten voor studies én korte trainingen in de boeken zetten als ‘loonkosten’ omdat de belastingdienst het beschouwt als ‘uitgaven ter inkomensverwerving’.

Wärtsilä is zo’n bedrijf dat scholing hoog in het vaandel heeft: het ontwerpt en bouwt dieselmotoren voor onder meer schepen – één op de drie schepen ter wereld is voorzien van Finse krachtbronnen – en de technologie is constant in ontwikkeling. ‘De veranderingen gaan zó snel in deze sector, dat het voor ons essentieel is dat onze werknemers trainingen doen,’ zegt personeelsmanager Markku Rautonen. Wärtsilä, een van Finlands grootste werkgevers, doet er alles aan om haar werknemers richting opleidingen te sturen. ‘Alle lessen waar we het als werkgever en -nemer over eens worden, vergoeden we. Kantoorpersoneel gaat ongeveer vijf dagen per jaar op cursus en blauwe-boordenwerknemers zo’n drie dagen.’ Allerlei ander onderricht, zoals danslessen, ‘Russisch voor ondernemers’ en computercursussen worden bijna nooit door werkgevers vergoed, maar zijn nog steeds heel goedkoop met dank aan de overheidssubsidies. ‘Zeker met de grote ontslagrondes in Finland de laatste tijd, beseffen werknemers weer hoe kwetsbaar ze zijn’, weet Haltia. De werkende Fin ziet in dat hij zelf de controle moet hebben over zijn loopbaan. ‘Een certificaat Spaans kan al helpen in de zoektocht naar een nieuwe baan.’

Continu bijspijkeren in Californië
In de Verenigde Staten is het concept van levenslang leren al decennia lang gemeengoed, met name aan de westkust.

Zo staan alleen al aan de University of California in San Diego 66.000 volwassenen ingeschreven voor vervolgonderwijs. De publieke universiteit verzorgt zo’n honderd verschillende certificeringsprogramma’s, die variëren van klinisch onderzoek tot digitale media en het fabriceren van biobrandstoffen. In heel Californië gaat het om een half miljoen mensen en 17.000 verschillende cursussen per jaar.

De pioniersfunctie van openbare instellingen in het westen heeft alles te maken met het succes van de technologiesector, zegt Mary Walshok, decaan van UC Extension, de tak die het vervolgonderwijs verzorgt. ‘Staten als Californië en Washington vormen niet alleen het thuisfront van Microsoft, Apple, en andere multinationals, maar ook van de toeleveranciers daarvan. Er is sprake van een compleet eco-systeem dat continu bijgespijkerd moet worden.’

Het bedrijfsleven heeft daarmee een enorme invloed op de curricula, aldus Walshok. ‘Ondernemingen hebben behoefte aan praktische toepassingen van fundamentele, multi-disciplinaire kennis. In samenspraak met het bedrijf bieden we op maat gemaakte programma’s aan, die we vervolgens tijdens kantooruren op de werkvloer kunnen aanbieden.’

Wat het volwassenenonderwijs in Californië aantrekkelijk maakt is dat alle docenten een achtergrond hebben in het bedrijfsleven, zegt ondernemer Tom Nguyen, die dit jaar een certificaat in Personal Finance Planning heeft behaald aan University of California in Santa Cruz. ‘Daardoor wisten ze elk onderwerp te illustreren met praktijkvoorbeelden, of het nu ging om risicomanagement, pensioenprogramma’s, of ziektekostenverzekeringen voor werknemers.’ Bijkomend voordeel is dat de meeste studenten ook voltijds werknemers zijn, zegt Nguyen, die een fonds beheert voor beleggingen in onroerend goed. ‘We leerden net zoveel van onze studiegroep als van de professor.’

Handig: de wekelijkse Forum-alert

Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.

arbeidsmarktarbeidsmarktbeleidarbeidsproductiviteitconcurrentiepositiehbo (hoger beroepsonderwijs)leven lang lerenmedewerkersonderwijs