8 JUN, 2017
Ploumen: 'Combinatie hulp en handel beter dan hulp en dankjewel'
Lilianne Ploumen combineerde als eerste handel én hulp in één persoon. Binnenkort zwaait ze af als minister. Is eruit gekomen wat ze had gehoopt? Of kan het beter?
Lilianne Ploumen heeft een arm in een mitella na een onfortuinlijke ontmoeting met een fietser, maar straalt in haar nadagen als minister nog hetzelfde enthousiasme uit dat zij bij haar aantreden in 2012 had. Voor het eerst combineerde een minister handel én hulp in één portefeuille. Niet handel versus hulp, zoals het lang is gezien in politieke kringen en daarbuiten. Een niet vanzelfsprekende keuze voor iemand die afkomstig is uit de wereld van de ngo’s, waar altijd met enige argwaan naar het bedrijfsleven wordt gekeken.
Mevrouw Ploumen, hoe keek u zélf in 2012 tegen het bedrijfsleven aan?
‘Ik kende uit mijn ngo-tijd bedrijven als Unilever en Heineken, en wist dat zij een scherp oog hadden en hebben voor het bredere maatschappelijke belang. Ze gaan niet alleen voor de kortetermijnwinst. Kijk bijvoorbeeld naar wat Heineken heeft gedaan aan de bestrijding van aids in Afrika, wat voortkwam uit de zorg voor hun personeel daar.’
‘Bedrijven kunnen invloedrijk zijn in het buitenland. Zo heeft Paul Polman van Unilever bijvoorbeeld met anderen geprotesteerd tegen een wetsvoorstel in de Amerikaanse staat Georgia dat bedrijven toestaat om diensten te weigeren aan homo’s en transgenders. Het resultaat was dat de gouverneur van Georgia het voorstel heeft ingetrokken.’
‘Zo ben ik tot een gezamenlijke handel- en hulpagenda gekomen. Voor mij is dat een heel logische combinatie: handel met het buitenland is belangrijk omdat daarmee 2,2 miljoen banen in Nederland samenhangen, en als je de armoede de wereld uit wil krijgen heb je de hulp van het bedrijfsleven hard nodig. Ik vroeg het bedrijfsleven zich achter die hulp-en-handelagenda te scharen.’
Daar keken sommige ngo’s heel anders tegenaan.
‘Bedrijfsleven en ngo’s hebben niet per definitie dezelfde belangen en visie, dat klopt. Maar ik constateer dat beide partijen in deze aanpak investeren. Handelsmissies zijn tegenwoordig veel breder opgezet, met ngo’s en vakbonden erbij. We exporteren het poldermodel eigenlijk. We zijn bijvoorbeeld naar Bangladesh gegaan, in de nasleep van de Rana Plaza-ramp. In Bangladesh zelf zijn de verhoudingen tussen het bedrijfsleven en de vakbonden enorm gepolariseerd. Zij zagen ons als een voorbeeld van hoe het ook kan.’
‘Ik ben ook met Nederlandse energiebedrijven en ngo’s naar de kolenmijnen in Colombia geweest, waar de werkomstandigheden erg slecht zijn. Eén van de ngo’s mocht niet mee naar binnen een mijn in. Toen heeft de rest van de delegatie gezegd: dan wij ook niet. Uiteindelijk mocht de ngo toch de mijn in.’
Hele productieketen
Het handel- en hulpbeleid van Ploumen bestaat onder meer uit het sluiten van convenanten met Nederlandse bedrijfssectoren over zaken als arbeidsomstandigheden en milieuzorg in de landen waarin zij actief zijn. Bedrijven moeten hun hele productieketen in beeld zien te krijgen en zorgen dat de afspraken in het convenant overal worden nageleefd. Er zijn inmiddels convenanten met de kledingindustrie (naar aanleiding van Bangladesh), de houtsector, de banken en de goudsector.
Bent u tevreden over de inzet van het bedrijfsleven?
‘Ja. We maken met drie partijen – bedrijven, ngo’s en overheid – afspraken waaraan je elkaar bindt. Dat leidt tot betere resultaten dan braaf afvinken. Ik ben het daarom niet eens met de kritiek van sommige ngo’s dat de convenanten te vrijblijvend zijn.’
‘Bedrijven willen niet met hun kop in de krant als het misgaat’
Waar heeft u zich op verkeken?
‘Ik had verwacht dat het sneller zou gaan. Ook de Sociaal-Economische Raad ging ervan uit dat er in 2016 tien convenanten zouden zijn, maar dat is onrealistisch gebleken. Iedereen wil namelijk zijn zegje doen. Bij een overleg vragen andere partijen aan tafel zich wel eens af of er niet één ngo kan komen in plaats van drie. Maar blijkbaar is dat nodig om elkaar te leren kennen en de waarheid te durven zeggen.’
‘Vanuit de Tweede Kamer zal ik blijven aandringen op voortzetting van de convenanten. Ze zijn in het belang van bedrijven, want die willen niet met hun kop in de krant als het misgaat in ‘hun’ fabriek ergens in de wereld. De convenanten zijn ook in het belang van de ngo’s omdat die daarmee concrete verbeteringen kunnen doorvoeren.’
Voor het mkb is de stap naar Europa al groot. Waarom zou een ondernemer de stap naar een ontwikkelingsland wagen?
‘Het is voor mkb-bedrijven natuurlijk lastiger om de wereld te veranderen dan voor multinationals. Maar buiten de EU zit het groeipotentieel, ook voor kleinere bedrijven. Om het mkb te helpen heeft dit kabinet meer handelsmissies dan ooit georganiseerd, is er één loket gekomen voor alle stimuleringsregelingen, en zijn de Nederlandse ambassades steeds meer toegerust op het mkb.’
Heeft u wel genoeg oog voor de obstakels waar bedrijven tegenaan lopen?
‘Ja, dat zijn de financiering en de onbekendheid met het land en de regels. Banken schatten de risico’s voor financiering niet realistisch in, waardoor de overheid moet bijspringen. Ik besef dat de lokale regelgeving omvangrijk, ingewikkeld en onvoorspelbaar is. Cultuurverschillen zijn er ook, maar met een beetje vriendelijkheid, interesse en doorzettingsvermogen kom je een heel eind.’
‘Je moet je er natuurlijk wel in verdiepen. Ook in de lokale arbeidsomstandigheden. Je kunt je niet afzijdig houden. Voor jou als bedrijf is het net zo goed belangrijk dat de regelgeving op orde is, want dan weet je waar je aan toe bent. En als er dan een moment komt dat een bedrijf zich niet meer kan vereenzelvigen met de omstandigheden in een land en vertrekt, dan begrijp ik dat ook.’
Onlangs zei u toch dat Nederlandse bedrijven de mensenrechten moeten aankaarten in ontwikkelingslanden, omdat de leiders daar eerder naar bedrijven dan naar u luisteren?
‘Nee, dat is een beetje kort de bocht. Het uitgangspunt is dat mensenrechten overál gelden. Als iemand dan begint over westerse waarden, heb ik mijn mondje bij me om daartegen te verzetten. Het helpt daarbij als ik bondgenoten heb in de vorm van het bedrijfsleven. Ik zie goede voorbeelden van bedrijven die optreden tegen misstanden in hun productieketen. Het Amerikaanse Tiffany heeft het in de strijd tegen misstanden in de diamantsector opgenomen voor een kritische journalist die in de problemen was gekomen. Zo’n actie is in ieders belang. Als de diamantsector zichzelf niet fatsoeneert, hoef ik geen diamanten van Tiffany meer. Als ik die al zou kopen.’
‘Het is niet meer: jij geeft mij hulp en ik moet dankjewel zeggen’
Die ene minister voor handel en hulp moet blijven in het nieuwe kabinet?
‘Ja, dat is goed voor de wereld en voor Nederland. Denemarken en Finland hebben het model inmiddels overgenomen, en de rest van de wereld volgt ons met belangstelling. Ik hoor in Afrika dat de relatie met ons nu veel gelijkwaardiger is. Het is niet meer: jij geeft mij hulp en ik moet dankjewel zeggen. Het is nu: wij hebben ook iets dat jullie willen hebben, namelijk export- en investeringsmogelijkheden. Het wordt daardoor ook makkelijker om moeilijke onderwerpen zoals mensenrechten te bespreken.’
En meer geld voor hulp?
‘Zeker. Het kabinet-Rutte II moest bezuinigen in barre tijden, dus ik ook. Als het weer goed gaat met de economie moeten we weer terug naar 0,7 procent van het bruto binnenlands product voor ontwikkelingshulp. Daar zal ik mij vanuit de Kamer zeker voor inzetten.’
Wie is Lilianne Ploumen? Na een studie maatschappijgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit begon Lilianne Ploumen (54) in 1990 bij Foster Parents Plan, waar zij zich met marketing en onderzoek bezighield. Na een korte periode als zelfstandig marketingonderzoeker kwam ze in 1995 bij Mama Cash (financiering kleinschalige initiatieven van vrouwen) terecht. Van 1996 tot 2001 was zij daar directeur. Daarna werkte zij tot 2007 bij Cordaid. In dat jaar werd zij voorzitter van de PvdA. In 2012 werd Ploumen benoemd tot minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij de laatste verkiezingen is zij met voorkeursstemmen in de Tweede Kamer terechtgekomen. In afwachting van een nieuw kabinet is zij demissionair minister.
Export-app Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft samen met onder meer VNO-NCW, MKB-Nederland, de Kamer van Koophandel, de metaalsector en drie banken een app ontwikkeld voor bedrijven die actief zijn of willen worden in het buitenland. Op ‘NL exporteert’ zijn per land de contactgegevens van de Nederlandse vertegenwoordiging, wet- en regelgeving, marktrapporten, uitleg van de lokale cultuur, en relevante evenementen verzameld. De app is inmiddels 13.000 keer gedownload en heeft maandelijks 2.300 gebruikers.
Handig: de wekelijkse Forum-alert
Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.