29 OKT, 2014 • Omslag
Superdutchman, red de wereld!
India, Thailand, Myanmar, de Filipijnen, Indonesië, heel Afrika. Nederlandse ingenieurs zwermen uit over de wereld die droger én natter wordt. Super(dutch)man, red de wereld! En verdien er ook nog aan?
Hoera, het klimaat verandert! Dat is natuurlijk wel een beetje kort door de bocht. Wie wil er nu natuurrampen, voedelstekorten en andere problemen over de wereld afroepen? De nieuwe Europese klimaatdoelen die vorige week zijn vastgesteld, moeten helpen klimaatverandering tegen te gaan. Veel ondernemers zijn daar ook al jaren hard mee bezig. Ze dringen uitstoot van broeikasgassen terug, besparen op energie én ontwikkelen en verkopen de techniek om dat te doen. Maar minstens net zo belangrijk is het om de wereld te helpen zich aan te passen aan steeds extremer wordende weersomstandigheden. En laten Nederlandse ondernemers daar nou ook mee bezig zijn. Niet alleen in eigen land, ook internationaal helpen ze mee om de wereld klaar te maken voor stormen, droogte en wateroverlast. Hoe waterbouwers, algenkwekers en zaadveredelaars de wereld redden.
Bouw dijken, breng water
‘Ver-van-mijn-bed totdat er iets gebeurt’
In een artikel voor de New York Times beschrijft historicus Russell Shorto hoe de Nederlander Henk Ovink een bezoek brengt aan de New Yorkse kustlijn. De voormalig topambtenaar wordt daar rondgeleid door een team van Amerikaanse ingenieurs, verantwoordelijk voor het herbouwen van de stormmuren die beschadigd zijn door superstorm Sandy. ‘Zijn dit dezelfde muren die verwoest zijn door de storm’, vraagt Ovink aan de ingenieurs. Ja, antwoorden zij, en als de muren weer geraakt worden, zullen ze weer herbouwd worden. Die reactie is ontzettend typerend voor de Amerikaanse manier van denken over omgaan met waterschade, zegt architect Matthijs Bouw van One Architecture. ‘Amerikanen waren altijd heel goed in het opruimen van schade. Maar vanuit macro-economisch oogpunt is geld uitgeven aan preventie natuurlijk veel goedkoper.’
Storm Sandy
Sandy, de storm die in 2012 New York volledig plat legde, speelde een belangrijke rol in het veranderd denken over klimaatproblemen. De schade, ook in het financieel centrum van de stad, was enorm. ‘160 Doden, miljarden schade aan infrastructuur, dagenlang geen stroom’, somt Bouw op. ‘Sommige metro’s rijden nu nog steeds niet. New York zag men tot dan toe als een veilige stad.’
Ovink, in Washington nu senior adviseur van minister Shaun Donovan van Huisvesting en Stadsontwikkeling, slaagde erin de Amerikanen ervan te overtuigen dat ze niet ‘moeten reageren op de ramp van gisteren’. Hij leidde Donovan rond in Nederland en werd mee teruggenomen naar Amerika. Daar schreef hij een ontwerpwedstrijd uit en vroeg ontwerpers en architecten te komen met ideeën om de stad beter te beschermen tegen het water. Vier van de zes winnende teams bestaan uit Nederlandse bedrijven. Om de eerste fase door te komen, maakte president Obama bijna 1 miljard dollar vrij.
4 van de 6 winnende teams bestaan uit Nederlandse bedrijven
Bouw richtte zich samen met Deense architect Bjarke Ingels en ingenieursbureau Arcadis op de bescherming van de zuidpunt van Manhattan, waar ook Wall Street ligt. Het plan, genaamd The Big U, omvat een breed scala aan maatregelen. ‘De oplossing verschilt overal: stalen platen die men laat zakken bij hoog water, paviljoens en schuivende elementen waar de snelweg op poten staat, om maar een paar delen van ons plan te noemen’, zegt Bouw.
De aanstelling van ‘een’ Henk Ovink in elk land wordt lastig, beseft Bouw. ‘Het bijzondere is dat hij onderdeel is van het Amerikaanse systeem omdat hij voor de regering werkt. Dat zal toch een uitzondering blijven. Maar Nederlandse attachés moeten zich zeker richten op de juiste koppeling van watervraagstukken en overige, stedelijke thema’s.’
Weersomstandigheden extremer
Want ook op andere plekken in de wereld raken overheden ervan overtuigd dat watervraagstukken een steeds grotere rol gaan spelen door klimaatverandering. Dat beperkt zich niet alleen tot wateroverlast, vertelt Bouw. ‘Er zijn ook miljarden mensen die te kampen krijgen met waterschaarste.’ In Delhi is Bouw bezig om in een stadswijk een regenwater recyclingsysteem op te zetten. ‘In veel landen is het nog een ver-van-mijn-bed-show, totdat er iets gebeurt’, zegt de architect. ‘Als ontwerpers kunnen we een brug slaan tussen afdelingen van steden die zich bezighouden met waterinfrastructuur en mensen die zich buigen over de leefbaarheid van een stad. Dat gaat steeds belangrijker worden naarmate weersomstandigheden extremer worden. Voor ons en voor andere Nederlandse bedrijven in onze slipstream liggen daar veel kansen.’
Pak het voedselprobleem aan
‘Straks spugen we tonnen algen uit’
Algen hebben last van een kip-ei-probleem. De mogelijkheden van het groene plantje zijn eindeloos, maar fabrikanten willen er maar mondjesmaat mee experimenteren vanwege de geringe beschikbaarheid. Daarbij komt dat de cultivatie van algen nog in de kinderschoenen staat. Dat probleem wordt nu doorbroken. Samen met bedrijf Algae Food & Fuel bouwde onderzoeksinstituut TNO een proeffabriek in Lelystad voor algenraffinage. Deze fabriek maakt gebruikt van nieuwe technologie om snel de celwand van de alg open te breken, vertelt Monique Wekking van TNO. Dat is interessant voor bedrijven die geïnteresseerd zijn in een deel van het plantje, bijvoorbeeld de eiwitten of de vetzuurfractie. ‘Heel veel fabrikanten zijn op zoek naar alternatieven om bijvoorbeeld aardolie, soja en visolie te vervangen’, zegt Wekking. ‘Ze willen flexibiliteit, een goede prijs-kwaliteitverhouding en groene grondstoffen. Algen kunnen aan al die behoeften voldoen.’
‘Algen zijn een goede vervanger voor alles op oliebasis’
In de nieuwe fabriek kunnen scheidingstechnieken de ingrediënten van de alg scheiden en zuiveren op specificaties. ‘Zo kunnen ze in voeding terecht komen voor huisdieren, maar ook in verf, cosmetische producten of innovatief plastic. En ze zijn een goede vervanger voor alles op oliebasis.’ Brandstof is een iets lastiger verhaal. ‘Daarvoor is de schaalgrootte nog te klein’, zegt Wekking. ‘De filosofie van TNO is dat het zinvoller is om samen met het bedrijfsleven te kijken naar materiele toepassingen.’
Algenboeren zijn er ook in Nederland. Een stuk of twintig bedrijven houden zich bezig met het laten groeien van algen. Zoals Bert Knol van Algaecom. Hij ontwikkelt kweeksystemen die de planten laat groeien op reststromen uit de procesindustrie: een win-winsituatie. Algaecom installeert de systemen bij een ‘gastheerbedrijf’ dat rookgassen en restwarmte ter beschikking stelt. Daardoor zorgen ze gezamenlijk voor de groei van algen, die trouwens uit die rookgassen de CO2 opnemen.
Voedselschaarste
Ook Knol hoopt het kip-ei-probleem op te gaan lossen. ‘Bedrijven zijn nieuwsgierig, maar willen pas als jij grote hoeveelheden kunt leveren. Wij hopen dat te gaan doorbreken door te bouw van een echt grote installatie in Delfzijl, die moet volgend jaar klaar zijn.’ Daar zijn al afnemers voor gevonden, zegt Knol.
Algen die voedselschaarste oplossen? Knol kan het zich wel voorstellen. ‘Beslist. Om maar een ander voorbeeld te geven, mensen eten steeds minder vette vis waar gezonde omegavetzuren inzitten. Die zitten ook in algen.’ En de productiecapaciteit van algen is per hectare tien tot twintig keer hoger dan die van landbouwgewassen, zegt Knol.
Binnen nu en vijf jaar moet er een industriële fabriek staan die tonnen aan algeningrediënten uit gaat spugen, zegt Wekking. ‘Algenburgers in plaats van sojaburgers? Ik zie het graag voor me.’
Algen zijn de toekomst
De overheid kan daar ook een rol in spelen, stelt Wekking. ‘De perceptie bij de consument en bij natuurorganisaties moet goed blijven en daar kan de overheid ons in ondersteunen. In de Verenigde Staten worden veel genetisch gemodificeerde algen gekweekt, maar dat is in Nederland niet zo. Dat soort verwarring moet voorkomen worden.’
Ook wil ze dat alle Nederlandse partijen goed samenwerken. ‘Alle algenkwekers bijeen in Nederland hebben genoeg taartpunten te verdelen aan de achterkant, maar zien elkaar nog vooral als concurrent waardoor kennis soms onvoldoende gedeeld wordt. Het zou mooi zijn als dat zou veranderen. Algen zijn tenslotte de toekomst.’
Zorg voor goed zaad
‘De oogsten mislukken nu’
Klimaatveranderingen hebben invloed op landbouw en daarmee op de voedselproductie. Dat is geen verrassing. Extremer weer zorgt op sommige plekken voor meer droogte, op andere plekken juist voor een langer regenseizoen. Om de wereldbevolking te blijven voeden zijn Nederlandse zaadveredelingsbedrijven al jaren bezig met kruisen van zaden. Het doel: gewassen kweken die beter gedijen in hele droge of juist hele natte gebieden.
Zesde generatie zaadboer
Voor East-West Seed, het bedrijf dat Simon Groot ruim dertig jaar geleden opzette, is het aanpassen van zaden aan een onvoorspelbaar klimaat al heel lang de realiteit. ‘Mijn vader is de zesde generatie zaadboer’, vertelt zijn dochter Maaike Groot, die de belangen van het bedrijf in Nederland behartigt. ‘Toen hij begon, zag hij een markt in de tropen voor goede gewassen. Er werkten toen wel tuinbouwbedrijven, maar de zaden waren niet goed geschikt voor de lokale omstandigheden. Nu hebben we onder meer researchfaciliteiten in Thailand, India, de Filipijnen, Myanmar en Indonesië.’
Onvoorspelbaarder wordende seizoenen
Hoewel het bedrijf al lang weet hoe om te gaan met verschillende soorten klimaten, merkt Groot dat de vraag naar meer kennis de laatste jaren gegroeid is. Oogsten mislukken op sommige plekken al steeds vaker en voorheen keurig afgebakende seizoenen lopen nu door elkaar heen.
Op de r&d-afdelingen van het bedrijf worden nieuwe gewassen geteeld die steeds beter schimmelresistent zijn, beter tegen ziektes kunnen en beter kunnen omgaan met droge of juist natte grond. ‘Die processen duren jaren’, zegt Groot, ‘maar we hebben wel succes.’ Alleen het kweken van de juiste zaden is niet voldoende. In Tanzania geeft East-West, samen met Rijk Zwaan, boeren voorlichting over tuinbouwtechnieken. ‘Boeren in Afrika hebben misschien nog wel meer last van de steeds onvoorspelbaarder wordende seizoenen dan boeren in Azië’, zegt Groot. De bedrijven trekken met de Universiteit Wageningen en het Ministerie van Buitenlandse Zaken op om boeren technieken te leren om de oogst te vergroten. ‘Juist het bijbrengen van eenvoudige tuinbouwtechnieken biedt de boeren daar kansen.’
‘Juist het bijbrengen van simpele tuinbouwtechnieken biedt de boeren daar kansen’
Groot juicht steun vanuit de overheid dan ook toe. ‘De investeringen die bedrijven moeten doen in risicovolle gebieden zijn vaak langdurig en riskant. Eerder waren daar subsidies voor, maar die zijn omgezet in leningen. Je kunt je afvragen of dat een goede vervanging is. De subsidies waren juist net de extra steun die private bedrijven goed kunnen gebruiken. We hebben ideële doelstellingen, maar moeten ook geld verdienen.’
Daar is Thijs Simons van branchevereniging Plantum het helemaal mee eens. Hij knipperde even met zijn ogen toen hij las wat Dijksma gezegd had op de Klimaattop. ‘Ze noemde de Nederlandse zaadsector dé partner bij het oplossen van het wereldwijde voedselprobleem’, zegt Simons. ‘Ik had niet verwacht dat de staatssecretaris daarmee op de zeepkist zou stappen.’
Basiskennis uit Nederland
Het aanbod voor financiering van onderzoek in zogenaamde publiek-private-samenwerkingen is vanuit het bedrijfsleven al jaren groter dan vanuit de overheid. Dat moet veranderen, vindt Simons. ‘Ook de overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen.’ Hij vergelijkt het aanpassen van zaden aan verschillende weersomstandigheden graag met het bouwen van een auto. ‘In Nederland bouwen we sportauto’s, die hier op goede infrastructuur rijden. In Afrikaanse landen heb je veel meer wegen met gaten. Dan heb je veel meer aan een 4×4. De motor is even goed, maar er zit een andere carrosserie omheen. Zo gaat het ook met zaden: de basiskennis uit Nederland is toepasbaar in Afrika, maar je moet er wel een aanpassing in maken. Daarvan is de commerciële waarde minder groot dan de maatschappelijke en daarom doen we het graag met de overheid samen.’
Handig: de wekelijkse Forum-alert
Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.