Uni niet klaar voor studentondernemer

04-09-2014

Een bedrijf moet je oprichten als je student bent, weten onze zuiderburen. Maar Nederlandse universiteiten en hogescholen lijken dat niet te beseffen. Wat Nederlanders kunnen leren van de Belgen.

Aan de Universiteit van Gent, de Hogeschool Gent en de Arteveldehogeschool hebben jonge ondernemers sinds kort dezelfde status als topsporters. Ze kunnen uitstel vragen voor tentamens en hoeven niet bij alle colleges aanwezig te zijn. Afspraak met een klant? Dat kan in een vergaderruimte van de universiteit. ‘Je kunt het beste een eigen bedrijf oprichten op heel jonge leeftijd’, zegt Koen De Bosschere, hoogleraar computerwetenschappen aan de Universiteit van Gent. Hij bedacht een statuut dat student-ondernemers een bijzondere status binnen de universiteit geeft. Daarvóór bleef er te vaak een briljant plan op de plank liggen. ‘De boodschap die we studenten voorheen meegaven was, hou je bezig met je studie en heb niet teveel hobby’s. Door ondernemen te stimuleren is daar in één klap verandering in gekomen. In eerste instantie wilde ik vooral mijn opleiding aantrekkelijker maken, maar daarna groeide het idee door.’ Behalve flexibiliteit, krijgen de studenten ook begeleiding en kunnen ze colleges over ondernemen volgen waarin ze hun eigen onderneming als case kunnen gebruiken. Ze kunnen dus studiepunten krijgen door onder professionele begeleiding aan hun onderneming te bouwen.

‘Voor de universiteit is het helemaal niet duur wat wij nu doen’, zegt De Bosschere. ‘Zorg voor flexibiliteit, faciliteiten en zorg voor een businesscoach. Meer kosten zijn er niet. Dwing student-ondernemers niet om irrelevante opdrachten te doen waardoor ze tijdverlies lijden.’ Studenten zijn immers de ondernemers van de toekomst, besluit de hoogleraar. ‘Er zijn talloze voorbeelden van mensen die een imperium hebben opgebouwd vanaf jonge leeftijd. Ze zijn allemaal begonnen zonder venture capital en hebben daarom hun ideeën niet hoeven aan te passen aan de wensen van de geldschieters. Neem nou Ingvar Kamprad van IKEA. Geld van de bank had hij wellicht nooit gekregen, want waarom zou iemand thuis meubels in elkaar zetten?’

De Bosschere is op de universiteit aan het lobbyen om te zorgen dat de colleges bekender worden bij studenten van alle studierichtingen. Het leidt inmiddels tot een druk ondernemersleven op de universiteit. ‘Een van onze studenten handelt in tweedehands servies. Dat wordt na zes maanden weggedaan door sterrestaurants en hij verkoopt het weer door aan brasseries.’ Het grootste succes is de Zikini, bedacht door Sarah Parent, student communicatiewetenschappen: een badpak dat door afritsen een bikini wordt. Ze werd dit jaar door de stad Gent uitgeroepen tot student-ondernemer van het jaar. Ook in andere Vlaamse steden zoals Antwerpen denkt men na over een soortgelijk statuut.

Eigenwijze lastpakken
In het Nederlandse onderwijs is de visie dat studenten niet alleen moeten worden voorbereid op werknemerschap nog niet helemaal doorgedrongen. Topsporters dragen we op handen, maar jonge ondernemers worden vaak eerder gezien als eigenwijze lastpakken. Dat terwijl ze zo belangrijk zijn voor de economie. Ze durven frisse en nieuwe ideeën te proberen, hebben weinig verplichtingen en weten door hun verse blik op de wereld te innoveren.

Uit internationaal onderzoek van GUESSS blijkt dat zo’n 6 procent van de Nederlandse studenten actief is als ondernemer. Daarmee blijft Nederland achter bij het wereldwijde gemiddelde van 8 procent. Nederlandse studenten beoordelen het ondernemersklimaat op hun school als ‘gemiddeld’, waardoor er nog veel ruimte is voor verbetering, stellen de onderzoekers van GUESSS. Dat oordeel wordt gesteund door onderzoek van Wim Hulsink en Daan Koek van de Erasmus Universiteit. Hulsink en Koek publiceerden dit jaar een artikel waarin ze beschrijven hoe jonge ondernemers tot de keus komen om een eigen bedrijf te beginnen. Eén opmerkelijke conclusie is dat vrijwel geen van de geïnterviewden vanuit hun studie is aangemoedigd om ondernemer te worden. Ook maakten de meeste ondernemers hun studie niet af. Zonde, want dat is kapitaalvernietiging en laat de ondernemer bovendien zonder diploma achter. Vaak geven universiteiten en hogescholen jonge ondernemers namelijk veel te weinig flexibiliteit.

Kapitaalvernietiging
Wel zijn universiteiten langzamerhand bezig met veranderingen in het onderwijs. Zo focust de Erasmus Universiteit sterk op ondernemerschap, biedt de Universiteit Maastricht studenten een minor entrepreneurship en heeft de Universiteit Utrecht onlangs Bernard Wientjes, oud-voorzitter van VNO-NCW, aangesteld als hoogleraar om ondernemerschap te bevorderen bij studenten. ‘Zes procent van de studenten is actief als ondernemer?’, zegt Wientjes, enigszins verontwaardigd. ‘Dat vind ik echt veel te weinig. Het ondernemerschap is een belangrijke motor van de maatschappij. Mijn doel is om studenten die aanleg hebben voor ondernemerschap te stimuleren, om zo dat percentage de komende jaren te verhogen.’ Ondernemerschap is niet alleen een kwestie van doceren, zoals bijvoorbeeld wiskunde en talen, stelt Wientjes. ‘Het is ook de mentaliteit van de universiteit die daar aan bijdraagt. Ik ga dus niet alleen colleges geven, maar ook de spirit voor ondernemerschap op de universiteit aanwakkeren vanuit mijn eigen ervaring. Daarvoor is een omslag in het denken nodig. Algemene universiteiten hebben geen traditie van ondernemerschap, zoals bijvoorbeeld de Erasmus Universiteit en technische universiteiten die wel hebben. Dat moet veranderen.’

Ook Falco Carelsz van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) vindt dat universiteiten die omslag in denken moeten maken. ‘Het is goed dat universiteiten en hogescholen colleges aanbieden aan studenten. Maar zorg er dan ook voor dat alle studenten daarvan op de hoogte zijn.’ Bastiaan Verweij, woordvoerder van de Nederlandse Vereniging van Universiteiten, vindt dat er wel een opgaande lijn is in hoe universiteiten over ondernemerschap denken. ‘Vergeleken met een aantal jaren geleden is er veel veranderd. Ondernemende studenten kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om een opleiding in deeltijd te volgen. Technische universiteiten doen het ook goed. Niet alle universiteiten richten zich op ondernemerschap, maar ze staan vrij om zich op hun eigen manier te profileren.’ Verweij vindt wel dat dat de vergelijking tussen topsporter en topondernemer niet helemaal opgaat. ‘Ik ken veel meer ondernemers dan topsporters’, zegt hij. ‘Natuurlijk werken ondernemers ook hard, maar als topsporter heb je een talent dat je vaak nu moet benutten.’ Daar is ondernemer Mark Tigchelaar (30) het niet mee eens. ‘Dat ik na mijn bachelor stopte, was omdat mijn bedrijf goed liep. Dat is niet iets wat je zomaar in de wacht kan zetten.’ Als kersverse 18-jarige student psychologie ontdekte Tigchelaar dat studeren een stuk minder tijd kost als je weet hoe je moet lezen. Daar waren vast meer mensen bij gebaat, concludeerde de eigenaar van het Speed Reading Institute al snel. Hij slaagde erin zijn bachelor-opleiding met relatief weinig moeite af te ronden en daarnaast zijn eigen bedrijf op te bouwen. Een masteropleiding psychologie lonkte. Dat zou betekenen dat hij verplicht aanwezig zou moeten zijn bij colleges en zijn bedrijf op een laag pitje zou moeten zetten. Gesprekken met de opleiding liepen op niets uit. ‘Ik moest aan alle regeltjes van de universiteit voldoen’, zegt Tigchelaar, terugkijkend op zijn studententijd. ‘Het enige dat ik nodig had, konden ze me toen niet geven: tijd. En dus besloot ik na mijn bachelor te stoppen.’ Zonde, vindt hij achteraf, maar het was op dat moment de juiste keuze.

Steun is toeval
Of scholen jonge student-ondernemers tegemoet komen, hangt af van het toeval. Daniel van Iwaarden van Trainews Uitgeverij overtuigde het Hoornbeeck College na heel veel aandringen dat hij en zijn compagnon Huibert Goedgebure het beste binnen hun eigen bedrijf stage konden lopen. ‘Dat vereist heel veel vertrouwen vanuit de school’, zegt Van Iwaarden. ‘We kregen geen officiële begeleider, dus die hebben we ingeschakeld via ons netwerk. Een oud-ondernemer. Iemand die dus af en toe even bij ons kwam kijken en het woord voerde tussen school en stagebedrijf.’ Ook Jorn van Lieshout, mede-eigenaar van Bounce Space, mocht opdrachten voor zijn bedrijf koppelen aan zijn studie aan het University College Maastricht. ‘Toch botste het bij mij uiteindelijk wel’, zegt Van Lieshout. ‘Het was moeilijk om een balans te vinden tussen studie en bedrijf. Ik ging teveel in dat laatste op om aan alle verplichtingen van de opleiding te blijven voldoen. Daardoor is mij een semester toegang tot de lessen ontzegd.’ Een rondvraag langs andere jonge ondernemers laat een soortgelijk beeld zien. Veel scholen zetten studenten onder druk om zo snel mogelijk af te studeren, veel colleges hebben aanwezigheidsplicht en studies kennen een bindend studieadvies.

Voor ondernemer Mark Tigchelaar mag het allemaal een stapje verder gaan. ‘Ondernemerschap zou onderdeel van élke studie moeten zijn. Neem alleen al de creatieve beroepen of bijvoorbeeld studenten die gezien de huidige ontwikkelingen later waarschijnlijk als zelfstandige gaan werken. Vloeken in de kerk, vinden veel mensen, maar het is een ontzettend groot onderdeel van het toekomstige werkveld. Elke student zou ondernemersvaardigheden moeten leren.’


Duizend start-ups in duitsland

Het begon in 2012 met een idee voor Moritz Orendt en Bernhard Hering: een App voor een tijdschrift dat zich qua inhoud aanpast aan de wensen van de gebruiker. Maar hoe voer je het uit terwijl je nog aan het studeren bent? De Technische Universiteit van München schoot de studenten vorig jaar te hulp. Ze mochten acht maanden in het LMA Entrepreneurship Center van de universiteit gebruikmaken van bureauruimte, ze werden gecoacht bij het omzetten van hun idee voor ‘Blogbox’ in een echte onderneming én ze kregen een stipendium van het ministerie van Economische Zaken onder de naam Exist waarmee ze in elk geval een jaar lang financieel onafhankelijk waren.

‘Zonder die hulp was het moeilijk geworden om ons idee om te zetten in realiteit’, zegt Orendt. Het bedrijf heeft inmiddels het Entrepreneurship Center verlaten en staat wat dat betreft op eigen benen. Alleen de subsidie van het ministerie loopt nog door tot eind dit jaar.

De studie Media-Informatica heeft Hering met succes afgerond. Orendt moet voor zijn studie bedrijfskunde en informatiemanagement nog tot volgend jaar januari. ‘Makkelijk blijft het niet om studie en een start-up met elkaar te combineren, maar zonder de steun van de universiteit en het ministerie was het bijna onmogelijk geweest.’

Het is een typisch voorbeeld van hoe het overheidsprogramma Exist werkt, zegt Agnes von Matuschek die leiding geeft aan het Center for Entrepreneurship van de TU in Berlijn. Sinds het programma in 1998 werd gelanceerd door het ministerie van EZ doen 127 universiteiten en hogescholen mee. De laatste zeven jaar zijn er 1.055 stipendia uitgedeeld met een gemiddelde omvang van 80.000 euro. Verreweg de meeste van de bedrijven die daaruit zijn ontstaan draaien goed. Alleen de start-up’s van de TU Berlijn hebben al een jaarlijkse omzet van meer dan 1 miljard euro.

Maurits Kuypers



Mexicaanse student wil zelf aan het roer staan

Nee, Jorge Velarde staat er niet van te kijken dat Mexicaanse studenten zo goed scoren qua ondernemerszin. ‘Mexico is in dertig jaar compleet veranderd’, zegt de professor van de EGADE Business School van de universiteit Tec de Monterrey. ‘Vroeger droomden jongeren van een baan bij één van de grote bedrijven, nu willen ze zelf aan het roer staan. Ze zoeken manieren om als toeleverancier te starten voor diezelfde industriële reuzen.’

Op allerlei wijzen prikkelen Velarde en zijn collega’s studenten. Soms heel speels. ‘Iedere student krijgt bijvoorbeeld 500 tot 1000 pesos met de opdracht dat binnen enkele weken te vermeerderen. Het zijn kleine bedragen, maar zoek iets: bedenk hoe je fruitdrankjes anders kunt verkopen. Dat hele proces is een perfecte leermethode.’

Op de universiteit zijn verder incubators, waar zakenideeën handen en voeten krijgen, en ‘versnellers’, waar jonge onder­nemers de kortste weg naar de markt vinden. Velarde: ‘Ik geef leiding aan het onderdeel Bedrijfsmentoren. Daarvoor selecteren we studenten die al iets verder op weg zijn met hun bedrijfs­idee. We bespreken de eerste obstakels en problemen die ze tegen­komen. Als een soort mentor helpen we ze ­verder.’

Maar het zijn niet alleen scholen die ondernemerszin promoten. De Mexicaanse overheid is een aan­jager dankzij de fondsen die zij ­beschikbaar stelt voor incubators, of die nu aan scholen of andere instituten zijn verbonden. Bovendien is onder president Peña Nieto onlangs het Nationale Instituut voor de Ondernemer (INADEM) gestart. Het is een platform waar alle fondsen zijn terug te vinden en waar starters – ook studenten – tips, advies en hulp krijgen.

Volgens Velarde begrijpen overheid, ondernemers en universi­teiten in Mexico heel goed dat echte groei bij startende en expanderende ondernemers vandaan komt. Dus is er overheidsbeleid en financieren groepen ondernemers startkapitaal voor studenten. ‘De universiteit is slechts een deel van het ecosysteem dat studenten bijstaat op weg naar het ondernemerschap.’

Edwin Timmer