12 DEC, 2022 • Achtergrond

Waarom 'werknemers krijgen minder van de economische koek’ niet klopt

Delen werknemers wel genoeg mee in de winst die bedrijven maken? Forum ging op onderzoek uit en ontdekte: wie denkt dat bedrijven vooral geld aan het oppotten zijn en steeds minder uitgeven aan lonen, kijkt selectief. Nieuwsgierig hoe het nu echt zit? Een uitleg aan de hand van zes stellingen en meningen.

 

‘Bedrijven maken steeds meer winst en houden die voor zichzelf’

In veel discussies over de loonhoogte speelt de zogenoemde arbeidsinkomensquote of AIQ (zie kader) een rol. Daarachter ligt de vraag: hoeveel houden bedrijven voor zichzelf en wat geven ze uit aan loon? Er wordt wel gedacht dat die arbeidsinkomensquote al jaren daalt. En dat werkgevers de hand op de knip houden ten koste van hun medewerkers. Dat klopt niet als je iets verder kijkt dan vandaag. Van elke euro die in het bedrijfsleven wordt verdiend, gaat nu 76 cent naar loon volgens het CBS. Dat is amper minder dan werkgevers daar de afgelopen decennia gemiddeld aan uitgaven: 77 cent. En het is veel meer dan er in onze buurlanden aan wordt uitgegeven. In België en Duitsland is het bedrijfsleven naar schatting 67 cent van elke euro kwijt aan lonen.

 

Maar het CPB gaf eind vorig jaar toch aan dat de arbeidsinkomensquote zou dalen?

Het Centraal Planbureau (CPB) doet voorspellingen en het is nooit zeker of die uitkomen. In de rapportage van 6 december gaf het CPB aan te verwachten dat bedrijven in 2023 hun prijzen verder verhogen en dat de arbeidsinkomensquote zou gaan dalen. Volgens het CPB suggereert dit dat er ruimte is voor verdere loonstijging, hoewel dit per sector en bedrijfstak sterk gaat verschillen. Die (soms heel forse) loonstijgen zijn er inmiddels al, afhankelijk van de sector waar je naar kijkt. Dus of de voorspelling van het CPB uitkomt, is maar zeer de vraag. Bovendien wijkt deze af van de trend die het Centraal Bureau voor de Statistiek ziet en dat bureau baseert zich op de feiten.

 

Vakbond FNV stelt dat de AIQ op 80 procent moet liggen en dat lonen opgekrikt moeten worden tot dat percentage bereikt is

Wie zoekt zal vinden, lijkt hier het adagium. Want dat percentage van 80 procent komt uit 1975. Toen lag de arbeidsinkomensquote op 80 procent. Dat percentage naast een uit 2022 zetten, is appels met peren vergelijken. De arbeidsinkomensquote wordt namelijk sinds 2017 anders berekend dan 47 jaar geleden gebeurde.

Sindsdien wordt ook rekening gehouden met het inkomen van zelfstandigen. Dit leidt volgens De Nederlandsche Bank tot een realistischer economisch beeld. Door deze nieuwe rekenmethode líjkt het alsof de AIQ hard is gedaald. In werkelijkheid is dat niet het geval. Wanneer je de nieuwe rekenmethode op het jaar 1975 toepast, ligt de AIQ op 74,5 procent. Daar zitten we de laatste jaren niet ver van af.

 

Door hogere winsten geven bedrijven relatief weinig uit aan loon

Er kunnen heel goede redenen zijn waarom een onderneming een hogere winst niet meteen vertaalt in een hoger loon. In 2022 is het bijvoorbeeld logisch dat het aandeel van loon in de bedrijfsfinanciën kleiner is dan vorig jaar en het jaar ervoor. In die periode hadden we immers nog te maken met een coronapandemie. Veel bedrijven waren (een deel van de tijd) dicht, terwijl de loonkosten en andere vaste lasten wel doorliepen. Dat hield de winst laag en omdat de omzet ook laag was of soms zelfs nihil, ging veel geld naar personeel en vaste lasten.

Dit jaar draait de economie weer en zijn de bedrijfsinkomsten hoger. Ondernemers maken weer winst en inmiddels stijgen ook de cao-lonen, zo blijkt uit cijfers van AWVN. Kijk je naar de gemiddelde AIQ, dan maken we nu gewoon een kleine inhaalslag.

 

‘Werknemers moeten evenredig meeprofiteren van de winst, zeker als de prijzen stijgen’

Natuurlijk moeten werknemers profiteren van voorspoed en gecompenseerd worden als het leven duurder wordt. Maar winsten zijn hiervoor een wankel kompas. Winsten variëren namelijk sterk per jaar. En er wordt ook wel eens verlies gemaakt. Daarom wordt bij loononderhandelingen vaak eerst gekeken naar de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit; hoe productiever, hoe meer ruimte voor extra loon. Vervolgens wordt rekening gehouden met de inflatie (indexatie).

Winst is overigens niet hetzelfde als ‘geld dat lekker overblijft voor de baas’. Die gebruikt winst mede als spaarpot voor magere tijden. Op papier lijkt het dan misschien alsof dat geld ‘over’ is. In werkelijkheid is veel van de huidige winst niet uitgegeven omdat bedrijven uit voorzorg minder hebben geïnvesteerd. Zij hebben bijvoorbeeld hun reserves weer aangevuld of sparen om hun onderneming te verduurzamen.

Daarbij komt: hogere prijzen in de winkel betekenen niet automatisch meer winst. Zo wees het CBS er onlangs op dat de operationele winst juist licht is gedaald ten opzichte van 2021.

Dit betekent dat producten of diensten weliswaar voor meer geld zijn verkocht, maar onder de streep minder opleverden voor bedrijven – onder andere vanwege de sterker gestegen lonen.

 

‘Werkgevers gebruiken inflatie als drogreden om geen of te weinig loonsverhoging te geven’

Dat klopt niet. Lonen zitten juist ongekend in de lift. Afgelopen maand zijn de lonen met een gemiddelde van 7,5 procent uitgestegen boven de inflatie, volgens werkgeversorganisatie AWVN. Rabobank constateerde dat die stijging nog met procenten kan oplopen door allerlei afspraken buiten de cao om. Zzp’ers vragen soms wel 30 procent meer voor hun werk, zo meldde AWVN.

Dat is niet slecht als je bedenkt dat de inflatie dit jaar tussen de 3 en 7 procent uitkomt (schattingen van het CBS). Als je energie en voedsel tenminste niet meetelt. Juist die twee posten zorgen nu (zoals zo vaak) voor extra prijsstijgingen. Omdat zij het gevolg zijn van de Russische inval in Oekraïne, zijn dit eigenlijk incidentele kosten.

Dat maakt de pijn voor burgers er in de winkel natuurlijk niet minder op. Maar het is de vraag of je die incidentele kosten moet compenseren met een structurele loonsverhoging. Zoals gezegd, lonen dalen niet; de olie- en gasprijs wél.

 

Werknemers houden de laatste jaren steeds minder over van de door hen gewerkte uren

Dat gevoel hebben veel werknemers zeker. Alleen ligt dat niet per definitie aan de werkgevers. Naast de lonen zelf, moeten er ook nog allerlei werkgevers- en werknemerspremies worden betaald. Die zijn de laatste jaren steeds verder gestegen. Dat geld komt dus allemaal niet in de portemonnee van de werknemers.

Ook de inflatie die is losgebarsten als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de bijbehorende prijsstijgingen, hakken er flink in. Daarnaast zorgen maatregelen van de overheid zoals een hogere btw of door woningbouwcorporaties toe te staan om de huren te verhogen, ervoor dat werknemers per saldo steeds minder overhouden.

Dat werknemers het gevoel hebben dat ze er financieel niet op vooruit zijn gegaan, kan dus wel kloppen. Alleen in plaats van hun werkgever daarop aan te kijken, doen ze er beter aan hun blik eens op de overheid te richten. 

 

Dit artikel kreeg op 2 mei een update met nieuwere cijfers van CPB en AWVN

Wat is de AIQ?De Arbeidsinkomensquote (AIQ) is het percentage van het nationaal inkomen dat wordt besteed aan lonen voor werknemers en zelfstandigen. Het nationaal inkomen is het totaal verdiende inkomen (loon, rente, huur, pacht en winst) van een land in één jaar. Onder het nationaal inkomen valt . en AIQ van 100 procent betekent dat het hele verdiende inkomen naar lonen gaat. Voor bedrijven is dat niet lang houdbaar, omdat ze in dat geval geen geld over hebben voor investeringen of een buffer voor momenten waarop het even minder gaat. De AIQ schommelt als gevolg van veranderende economische ontwikkelingen. Het belangrijkste voor het bedrijfsleven is dat de AIQ stabiel is. 

Meer loon betalen, toch minder krijgenOndernemers en werknemers zien een verschillend bedrag bij de term loon. Een werknemer kijkt logischerwijs naar het bedrag dat op zijn bankrekening terechtkomt. Meestal beseffen werknemers wel dat het bedrag op hun bankrekening het nettoloon is en dus een lager bedrag dan het brutoloon, waar al allerlei belastingen en premies van af zijn getrokken. Wat niet iedere werknemer zich realiseert, is dat bovenop het brutoloon nog andere loonkosten komen die werkgevers betalen: onder andere voor pensioen en ziektewet. Dat maakt de complete loonsom al gauw drie keer zo hoog als het nettoloon. Werkgevers zijn bovendien steeds meer kwijt aan lonen. Tussen 2016 en 2021 namen de arbeidskosten volgens het CPB met ongeveer 15 procent toe oftewel 3 procent per jaar. Dat ziet een werknemer alleen niet als het salaris op de bankrekening verschijnt.

Op de hoogte blijven van onze beste artikelen? Schrijf je dan gratis in voor onze nieuwsbrief. 

Handig: de wekelijkse Forum-alert

Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.

belastingeninflatiekoopkrachtloonkostenoverheidwerkgeverslasten