29 JAN, 2015 • Interview

'Wees blij dat buitenlanders in Nederland willen investeren'

Handel is niet hetzelfde als spullen verkopen, zegt Nieuw-Zeelander Phil O’Reilly. Hij is voorzitter van BIAC, het adviesorgaan van het bedrijfsleven bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Nederland moet globaler denken. ‘We zijn allebei klein en kunnen toch meepraten.’

 

Als Phil O’Reilly zegt dat we allebei klein zijn, heeft hij het over Nederland en Nieuw-Zeeland. Niet over zichzelf. O’Reilly komt aardig in de richting van de 2 meter lengte en is gebouwd als een voormalig rugbyspeler. En hij voldoet aan het joviale imago dat Nieuw-Zeelanders hebben. Bij het afscheid wordt iedereen, ook de discreet opererende fotograaf, amicaal bedankt voor de aanwezigheid, mate. En of we maar snel langs willen komen in Nieuw-Zeeland.

 

Wie is Phil O’Reilly?Phil O’Reilly is voorzitter van BIAC, de werkgeverscommissie die advies geeft aan de OESO en directeur van de grootste Nieuw-Zeelandse werkgeversvereniging BusinessNZ. O’Reilly heeft daarnaast managementervaring in de financiële en mediasector. In Nieuw-Zeeland was hij voorzitter van de Green Growth Advisory Group. Hij heeft diverse commissariaten bij bedrijven, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties.

Koudwatervrees TTIP

O’Reilly is in Nederland voor een OESO-overleg. De organisatie van 34 industrielanden heeft adviescommissies van zowel ondernemers als werknemers. BIAC, het ondernemersorgaan, maakt zich licht zorgen over de kritiek op de wereldhandel, die ook te horen is in Nederland. Het wantrouwen dat het Amerikaans-Europese handelsverdrag TTIP oogst, de beschermingsconstructie van investeerders ten opzichte van de overheid en angst voor de buitenlanders die Nederlandse bedrijven opkopen, volgens O’Reilly is het koudwatervrees.

 

‘wees blij als iemand wil investeren: dan heb je blijkbaar iets waar je goed in bent’

 

‘Landen zoals Nederland en Nieuw-Zeeland moeten het van internationale handel hebben’, zegt hij. ‘Onze landen zijn een te klein afzetgebied om daar veel welvaart uit te halen. En handel is meer dan containers die heen en weer gaan met spullen. Buitenlandse investeringen leveren op de lange termijn veel meer op, dat vergeet bijna iedereen. Onderzoek laat zien dat een land veel meer verdient aan een handelspartner die ook investeert.’ Hij is bijna verbaasd dat angst voor buitenlandse investeerders zo’n ophef veroorzaakt. Een beetje vilein: ‘Jullie hebben zoveel historische ervaring met welvaart door internationale handel. In de 17de eeuw waren jullie een empire.’ Serieuzer: ‘Wees blij dat buitenlanders in je land willen investeren. Blijkbaar heb je iets waar je goed in bent. Dat is een positief punt.’

 

Is een investeerdersbescherming als Investor to State Dispute Settlement dan nodig in TTIP? De VS en EU zijn allebei stabiele landen met een goed rechtssysteem.

‘In de praktijk zie je dat vrijwel nooit gebruik wordt gemaakt van zo’n ISDS-arbitrage. Er zijn honderden van die verdragen en er wordt jaarlijks voor vele miljarden geïnvesteerd. Iedere ondernemer weet dat hij te maken krijgt met wisselend beleid. Dat hoort bij het leven en ondernemers zijn niet in the business om beleid te maken. Zij willen zekerheid op een gelijk speelveld, een steun in de rug. ISDS geeft dat. Als het toch een keer mis gaat, is er iets om op terug te vallen. Als een land die zekerheid per se niet wil geven, wordt een ondernemer argwanend.’

 

Misschien ligt de argwaan voor de plannen van Chinezen, Arabieren of Amerikanen ook een beetje aan de geografische ligging, denkt O’Reilly. ‘Als jullie drieënhalf uur vliegen, kunnen jullie het grootste deel van jullie markt bereiken’, zegt hij. ‘Als ik vanuit Nieuw-Zeeland drieënhalf uur vlieg, plons ik nog steeds in zee. Nou ja, ik kan net naar Sydney, Australië. Dat is het verschil, wij weten hoe belangrijk internationale handel is en voor ons is internationale handel altijd long distance trade.’ 

Phil O'Reilly: 'Landen zoals Nederland moeten het van internationale handel hebben. Waarom dan die angst voor investeerders?'

Phil O’Reilly: ‘Landen zoals Nederland moeten het van internationale handel hebben. Waarom dan die angst voor investeerders?’
Foto: Jeroen Poortvliet

Is er wel genoeg gehoor voor de argumenten van BIAC?

‘Ik ben behoorlijk tevreden. We krijgen niet altijd onze zin, dat zou raar zijn, maar wat mij opvalt, is dat de mensen die bij de OESO werken behoren tot the best and the brightest. Wij zorgen voor de reality check, wij zeggen wat ondernemers werkelijk doen of ervaren. En als ze ons commentaar niet meenemen, kunnen ze heel goed uitleggen waarom. Precies dat mis ik vaak als landen OESO-aanbevelingen niet overnemen. Ik zou graag zien dat meer regeringen in debat gaan over waaróm ze aanbevelingen al dan niet overnemen. OESO is een behoorlijk serieus te nemen club die je niet kunt negeren.’

 

Op het druilerige Nederlandse weer dat hij de afgelopen tijd heeft ondergaan is hij niet jaloers (come on, make a rainbow at least), op het Nederlandse duurzaamheidsbeleid weer wel, zegt O’Reilly. ‘Dat is ook wel logisch. Nederland is verschrikkelijk klein, dan ben je extra zuinig op je natuur. Bij ons duurt het veel langer voordat je ziet dat er iets misgaat.’

 

Half uur

Waar hij zich over verbaast is de stroperige regelgeving. ‘Ik zet weer even mijn Nieuw-Zeelandse pet op, maar wat wij belangrijk vinden is dat mensen snel kunnen ondernemen als ze een plan hebben. Een bedrijf beginnen duurt bij ons een half uur. Daarmee zijn we al jaren nummer twee op de wereldlijst na Singapore. Ik zal niet zeggen dat wij het altijd eens zijn met de overheid, maar we proberen altijd samen te kijken waar het beter en sneller kan. Ondernemen is volgens mij de enige manier om een bestendige groei van de economie te krijgen. Dat doe je niet met allerlei financiële steunmaatregelen.’

 

Heeft de OESO, een groep van toch voornamelijk Westerse economieën, eigenlijk nog wel wat te zeggen in de wereld? Er zitten weinig opkomende economieën in.

‘Dat denk ik zeker. Kijk goed wat je de ander kunt bieden. Zorg voor een goede relatie met je handelspartner, niet alleen een hándelsrelatie. Je moet niet alleen snel je producten willen verkopen of willen profiteren van lage lonen. Nieuw-Zeeland was geloof ik het eerste land dat een vrijhandelsverdrag met China had. Wij keken wat we de Chinezen konden bieden. Dat was veilig voedsel. Daarop hebben wij het verdrag en onze voedingssector gevormd. Wat brengt de EU? Grote merken bijvoorbeeld en hoogontwikkelde technologie. Je moet iets aanbieden waar de ander echt wat aan heeft: goederen, kennis of voor mijn part organisatie-ervaring.’

 

Verkopen

‘Als jullie China en andere landen welkom heten, helpt dat om een goede relatie te vormen. Dan kunnen jullie ook andere sterke punten beter verkopen. En daar zijn er veel van: nauwelijks corruptie, weinig bureaucratie, democratische besluitvorming en een goede toegang tot een eerlijk rechtssysteem. We denken te weinig over na over die zaken. Opkomende landen moeten hun eigen weg volgen, maar wij kunnen ze veel goede voorbeelden laten zien.’

 

Hoe scoort Nederland in de OESO-lijstjes?De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) houdt allerlei lijstjes bij waarin de prestaties van de leden worden vergeleken. In veel lidstaten worden die lijsten ook gebruikt als maatstaf voor hun eigen beleid. Wie het goed doet op een OESO-lijstje, heeft een politiek krachtig argument.
Als het gaat om onderzoek en ontwikkeling door het bedrijfsleven is Nederland een middenmoter op OESO-ranglijst met een vijftiende plaats (van de 36 onderzochte landen). De top bestaat uit Korea, Israël en Finland. Daar besteden bedrijven 3,5 tot 4 procent van hun bbp aan onderzoek en ontwikkeling. In Nederland is dat 2,16 procent. Nieuw-Zeeland besteedt volgens de OESO ongeveer een 1,16 procent van het bbp aan onderzoek.
Australiërs zijn volgens de OESO het gelukkigst van alle industrielanden. Dat blijkt uit de Better Life Index [die het welzijn peilt van de burgers in de 34 OESO-landen, aangevuld met Brazilië en Rusland. De gegevens over onder andere huisvesting, milieu, inkomen en maatschappelijke betrokkenheid zijn door de inwoners zelf aangeleverd. Nederland staat op plaats 23 en Nieuw Zeeland op plaats 24.
Het ‘in Nieuw-Zeeland kun je binnen een half uur een bedrijf beginnen’-statement van O’Reilly komt uit Doing Business van de Wereldbank. Nederland staat in die lijst op de 27ste plaats (van de 186 onderzochte landen).

Handig: de wekelijkse Forum-alert

Meld je aan voor de nieuwsbrief en ontvang de gratis updates.

concurrentiepositieeconomische groeieconomische samenwerkingeu (europese unie)europaeuropese commissieeuropese handelsakkoordenexporthandelhandelsbelemmeringenhandelsbevordering