Hard werken en een hoop geluk heeft Wouter Haan veel succes gebracht als eigenaar van online drukkerij Reclameland. Hoe is het voor iemand die altijd wind mee heeft gehad om plotseling de controle te verliezen? ‘Ik merkte dat mijn gebruikelijke manier van werken niet meer volstond.’
‘Never, never, never, never give up’, prijkt in grote letters op de muur in het bedrijfspand van Reclameland in Westerbroek, een dorpje vlak onder de stad Groningen. Grapje van Wouter Haan, directeur van de online drukkerij die in 2022 een omzet van 27 miljoen euro draaide. ‘In 2015 was ik eens op bezoek bij een concurrent. Daar zag ik boven de deur ‘never, never, never give up’ staan. Ja, dacht ik, dan doen wij daar nog een schepje bovenop, dus verslaan wij ze altijd.’
Maar inhoudelijk is dit grapje toch echt serieus bedoeld. Niet opgeven is voor Haan een persoonlijk adagium waarmee hij ook zijn honderdvijftig medewerkers wil inspireren. ‘Het is een waarde die ik van huis uit heb meegekregen en die nog steeds belangrijk voor mij is. Daar ligt wel een degelijke opvoeding met christelijke normen en waarden aan ten grondslag.’
Wie is Wouter Haan?Reclameland-oprichter en -ceo (1979, Haren) ging in 1996 met een MEAO-diploma naar de School voor Journalistiek in Zwolle. Het plan: een carrière als radiomaker. Tegelijkertijd startte hij BureauDRP, gespecialiseerd in design, reclame en media-inkoop. Dit liep zo goed, dat hij in 2001 zijn studie afbrak. In 2008 begon hij met Reclameland, dat de snelst groeiende online drukkerij van Nederland werd. Het bedrijf onderscheidt zich door alle drukwerk in eigen huis te produceren. Simian, het moederbedrijf van Reclameland, is ook actief in België en Frankrijk. Haan woont samen met zijn vriend in Groningen. Samen hebben ze een dochter.Haan komt uit een harmonieus, calvinistisch nest. Zijn vader was bedrijfsleider bij een apotheek en zijn moeder apothekersassistent; een liefde ontstaan op de apothekersopleiding. Iedere zondagochtend ging hij met zijn ouders en twee oudere broers naar de Nederlands Gereformeerde kerkgemeente in Assen, het decor van zijn jeugd. De zondagavond draaide om catechisatie en doordeweeks ontmoette hij zijn vrienden uit de kerk opnieuw tijdens een ‘clubavond’.
Als puber voelde je geen noodzaak om je daartegen af te zetten?
‘Neu. Mijn puberteit verliep redelijk binnen de lijntjes. Maar ik moet zeggen dat mijn ouders me ook veel vrij hebben gelaten. Ze hadden hun opvoedingstactieken al op mijn twee broers geprobeerd. En bij de derde moeten ze hebben gedacht: die redt zich wel. De boodschap was: leer zelf maar omgaan met je succes en je falen.’
Ga je nog altijd naar een kerk?
‘Toen ik op mezelf ging wonen, hoefde ik niet meer. Dus ging ik ook niet meer. En dat beviel ergens wel. Ik vroeg me af: op welk deel van mijn leven wil ik dat God invloed heeft? Ik kwam erachter dat ik het niet zoals mijn ouders beleef.’
Op dat vlak ontstond spanning toen Haan op zijn achttiende aan zijn ouders vertelde dat hij op jongens viel. ‘Ze hebben er wel even moeite mee gehad. Ik weet nog dat ze met de kerk gingen praten, over hoe ze hiermee om konden gaan. Ik denk dat ze vooral moesten wennen aan het idee. Dat vond ik wel lastig.’
Tot ruzie heeft dat niet geleid. ‘Ik ben niet iemand die het conflict opzoekt. Vrij snel kwamen we weer bij elkaar. Mijn moeder was eerder bang dat hierdoor het gezin uit elkaar zou vallen. Ze wilde absoluut geen conflicten hierover. Mijn vader had even tijd nodig om het te begrijpen, maar bracht me na twee weken al naar een COC-avond in Groningen, zo van: ga maar eens kijken wat dat is.’