Medy van der Laan: ‘Niemand weet écht hoe energielandschap er straks uit ziet’

15-06-2016

De energiesector heeft definitief gekozen voor duurzaam, zegt Medy van der Laan, voorzitter van Energie-Nederland. De uitstoot van CO2 moet verder naar beneden, en dat betekent dat ook andere sectoren dan de energie-intensieve industrie met uitstootrechten moeten gaan werken. ‘Het lukt alleen als we samen naar oplossingen zoeken.’

Bekend werd ze toen ze in 2002 werd verkozen tot Jonge Ambtenaar van het jaar en nog geen jaar later staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen werd in het tweede kabinet-Balkenende. Sinds september is ze voorzitter van de vereniging van energiebedrijven Energie-Nederland.

Mevrouw Van der Laan, energie zat tot dusver niet in uw cv. Wat heeft u ermee? 
‘De energiesector is waanzinnig interessant omdat alles in transitie is: opwekking, productie, innovatieve nieuwe businessmodellen voor energiebedrijven… En energie heeft alles met de beïnvloeding van gedrag te maken. Hoe zorg je dat bedrijven en burgers bereid zijn om energie te besparen en daar investeringen voor te doen? Mede daardoor is het ongewis wat de doorslag geeft voor de versnelling van vermindering van de CO2-uitstoot.’

In uw toekomstvisie (Kompas voor de energiemarkt van de toekomst) staat dat we in 2030 naar 50 procent minder CO2-uitstoot moeten, in plaats van de huidige 40 procent. Waarom?
‘Wij nemen het Klimaatakkoord van Parijs zeer serieus. Als je naar een maximale temperatuurstijging van 1,5 graden wil toewerken, dan is 40 procent minder uitstoot aantoonbaar onvoldoende. Dus moet Nederland lobbyen in Europa voor 50 procent. Dat is niet alleen een vraagstuk voor de energiesector, maar ook voor de industrie, de landbouw en de mobiliteitssector. Die moeten ook onder het Europese systeem voor CO2-rechten vallen. We moeten nog meer inzetten op samenwerking tussen de sectoren om naar een oplossing te zoeken.’

De industrie zit niet te wachten op een strengere uitstootnorm. Dat is slecht voor de concurrentiepositie.
‘Die zorg begrijpen we. Binnen Europa moet sowieso een gelijk speelveld gelden. Een deel van de industrie is actief op de wereldmarkt. Daar moet een oplossing voor worden gevonden, want wij willen ook niet dat Nederlandse producten duurder worden en consumenten overschakelen op goedkopere producten uit het buitenland. Maar er moeten ook voldoende prikkels zijn voor de industrie om de uitstoot te verminderen, om ambitie te tonen. Vroeger was het: hoe kunnen we de bestaande businessmodellen zolang mogelijk in stand houden? Nu ontstaan nieuwe businessmodellen. Het is ook een kansenverhaal, naast de noodzaak van verantwoord maatschappelijk ondernemen.’

Wie is Medy van der Laan?
Na een studie rechten in Nijmegen begon Medy van der Laan (47) in 1991 als beleidsmedewerker bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Na een aantal verschillende functies werd zij in 2003 benoemd tot staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In 2006 verliet zij de politiek en was zij achtereenvolgens programmadirecteur bij TCN Property Projects, directeur van de Kamer van Koophandel Oost-Nederland, en voorzitter van de AOC-raad (‘groen’ onderwijs). Voorzitter van de branchevereniging Energie-Nederland is zij sinds september 2015.

 

Moet de overheid de industrie compenseren? 
‘Dat moet de industrie zelf met de overheid bespreken. Ik ga ook niet in op de vraag of strengere normen zullen leiden tot het vertrek van bedrijven uit Nederland of Europa. We hebben met elkaar een CO2-probleem. Samen met de industrie zijn we gebonden aan de doelstelling om in 2050 de uitstoot met 80 tot 90 procent terug te brengen.’
‘Staatssecretaris Dijksma van Milieu is op het mondiale toneel actief. Ook in andere werelddelen heeft ‘Parijs’ effect. Zo zijn China en de VS ermee bezig. Misschien kunnen we in de komende twintig jaar mondiale CO2-afspraken maken. Ondertussen moet je als land en als bedrijf wel gewoon beginnen.’

Hoe ziet het Nederlandse energielandschap eruit in 2030? 
‘Er is niemand die dat écht weet. Ik verwacht dat elektrisch vervoer grootschalig zal toenemen, net als het gebruik van rest- en aardwarmte. Consumenten zullen meer zelfvoorzienend worden met zonnepanelen. Ze worden ‘prosumenten’. Ik verwacht dat de markt tegen die tijd een betaalbare oplossing biedt voor de opslag van energie die consumenten hebben opgewekt.’
‘Energiebedrijven zullen nog meer in duurzame energieopwekking stappen en zich daarnaast meer als dienstverlener opstellen bij opslag van energie. Ze bieden een totaaloplossing aan voor jouw huis of helpen bedrijven bij energiebesparing. De schaal waarop en het tempo waarin dat gebeurt is moeilijk in te schatten. In het geval van zonne-energie hangt dat af van het prijskaartje en de terugverdientijd, en dus van de financiële prikkels die voor een deel van de overheid komen. Nu is er een salderingsregeling voor de levering van overtollige zonne-energie aan het net. Als die wordt afgeschaft, zou het gebruik van batterijen voor opslag moeten worden gestimuleerd als die dan nog niet betaalbaar zijn. Ook het fiscaal stimuleren van elektrisch rijden moet in stand blijven.’

‘We hebben met elkaar een CO2-probleem’

Dus de rol van de overheid is belangrijk? 
‘Die is cruciaal. De overheid heeft een paneel met een aantal knoppen waaraan zij kan draaien, van verplichtingen tot subsidies.’

Zijn er geen kolencentrales meer in 2030?
‘Nou, de kans dat ze er in 2050 niet meer zijn, is erg groot. Want dan gaan we uit van CO2-neutraliteit. Er ligt nu een motie van de Tweede Kamer over de uitfasering van de vijf resterende kolencentrales. Daarnaast willen minister Kamp en staatssecretaris Dijksma in het kader van de Urgenda-zaak de twee oude centrales in 2020 sluiten. We werken mee aan de onderzoeken daarnaar. In afwachting van de verschillende scenario’s doen we daar nu geen uitspraken over.’
‘Er wordt niet meer geïnvesteerd in fossiele energie. Dat wordt wel beweerd met betrekking tot de nieuwe kolen- en gascentrales, maar het heeft tien jaar geduurd om die neer te zetten. Nu ze er zijn, willen de energiebedrijven er op een bedrijfseconomische wijze gebruik van maken. Ik wil er verder op wijzen dat een van de oude centrales ook wordt gebruikt voor warmtevoorziening. Die kan dus niet zomaar stilgezet worden. En de energielevering aan het bedrijfsleven moet gewaarborgd zijn als besloten wordt tot sluiting van de centrales. Leverings­zekerheid is belangrijk.’

Tegenstanders zeggen dat de restwarmte van kolencentrales niet gebruikt mag worden. Wat vindt u daarvan?
‘Het is zonde om die restwarmte nú niet te gebruiken, want zo bespaar je elders op CO2-uitstoot. Maar op termijn is het niet een voldoende excuus om de kolencentrales in leven te houden.’
‘Ondertussen moet alles bespreekbaar zijn. Er zijn scenario’s om de kolencentrales volledig met biomassa te stoken, of in combinatie met steenkool en de uitstoot af te vangen en op te slaan. Alleen is dat nu nog niet rendabel als businesscase.’

Wat is Energie-Nederland?
Energie-Nederland is de branchevereniging voor bedrijven die stroom, gas en warmte produceren, leveren en verhandelen. Daar valt ook allerlei dienstverlening onder. De bedrijven vertegenwoordigen circa 80 procent van de markt. Naast de grote bestaande energiebedrijven zijn ook nieuwe innovatieve bedrijven lid.

Waar zit het omslagpunt van fossiel naar duurzaam? 
‘Dat is moeilijk te voorspellen. Kijk naar het effect van de Groningen-discussie op de gaswinning. Dat hadden we vijf jaar geleden niet verwacht. Fossiel en duurzaam zijn communicerende vaten: hoe meer duurzaam, hoe minder kolen en gas.’

En duurzaam is vooral wind op zee? 
‘Nee, ook op land en ook zonne-energie. Voor het halen van de duurzaamheidsdoelstellingen zijn beide nodig. En het aanleggen van het grid voor windparken op zee is nog altijd veel duurder. Voor wind op land is draagvlak van belang. Dat bepaalt voor een groot deel de voortgang van de transitie. Uit onderzoek blijkt dat 75 procent van de Nederlanders voorstander is van windparken, maar dat neemt af naar 25 procent als die bij je in de buurt komen. Begrijpelijk: ik heb ook geen windturbine in mijn tuin. Je moet klachten over zaken als horizonvervuiling, slagschaduw en geluidsoverlast serieus nemen en niet bagatelliseren.’

Bedrijven en burgers aarzelen om te investeren in energiebesparing. 
‘Dat is geen onwil. Het gaat om behoorlijke bedragen. Bedrijven kunnen er niet altijd voor lenen of geld van de bank halen. De financiering moet laagdrempelig worden gemaakt. Energiebedrijven kunnen daar een rol in spelen. Initiatieven als een Groen Investeringsfonds kunnen ook helpen.’

Werkt de aanpak met het Energie­akkoord? 
‘Ja. Meer dan veertig partijen hebben heldere afspraken gemaakt. Er zijn extra inspanningen nodig op het gebied van energiebesparing, maar volgens mij gaan we de doelstelling halen. Het akkoord zorgt voor druk op de ketel. Met het nieuwe kabinet moet over de periode na 2023 worden gesproken. Investeringen in energie hebben een lange doorlooptijd, dus we moeten nu al nadenken over wat we dan willen bereiken.’