De universiteit als integratiefabriek

02-09-2014

Kans om een nieuwe generatie jonge creatieve talenten uit alle lagen van de bevolking te vormen

Steeds nadrukkelijker dagen politiek, overheid, bedrijfsleven en studenten de universiteit uit op haar meerwaarde. De universiteit kent meerdere taken, maar de essentie en haar onderscheidend vermogen ligt in het feit dat zij jonge mensen opleidt en vormt voor burgerschap en maatschappelijke betrokkenheid.

Dat brengt ons op het vraagstuk van de universiteit als integratiefabriek. De plek waar talentvolle jonge mensen van verschillende herkomst elkaar ontmoeten, discussiëren en leren en zichzelf zo prepareren op participatie op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Hoe verloopt dat nu de universitaire gemeenschap vandaag de dag een veel diverser omgeving is dan ooit? Samen met de Erasmus universiteit kent de VU het hoogste aandeel van studenten met een niet- westerse allochtone afkomst, boven de 20%, terwijl het gemiddelde op ongeveer 12% ligt.

Vooropgesteld moet worden dat de toename van het aandeel van allochtone studenten in alle opzichten toe te juichen is. Het reflecteert de samenstelling van de Nederlandse samenleving in deelname aan een academische opleiding, en de economie heeft al het talent nodig dat in Nederland aanwezig is. De universiteit heeft nog onvoldoende aandacht voor de overgang van de opleiding naar de arbeidsmarkt.

Cijfers tonen aan dat de werkloosheid onder Nederlandse afgestudeerden van allochtone herkomst hoger ligt dan bij autochtone studenten, ook onder afgestudeerden uit het WO. De keuze voor studierichting kan daarbij van invloed zijn. Zo kiezen studenten van allochtone afkomst minder voor techniek: 10% tegen 14% van de autochtone studenten. Maar ook blijkt er sprake van een tekort in het opzetten van een netwerk en het opbouwen van relevante werk- en nevenervaring voor de arbeidsmarkt.
Dit maakt duidelijk dat een divers samengestelde studentenpopulatie niet volstaat, maar dat er ook sprake moet zijn van integratie tussen alle studenten.

Maar weten studentenverenigingen en niet westerse studenten elkaar voldoende te vinden? Zijn er voldoende initiatieven om activiteiten en netwerken tussen groepen studenten mogelijk te maken? Dat is nu bijvoorbeeld (nog) niet voldoende weerspiegeld in studenten- en studieverenigingen. Dit vraagt nog meer aandacht dan we er tot dusver aan hebben gegeven. Het gaat niet om integratie in de zin waarbij een ieder op dezelfde leest wordt geschoeid. Dat is de eenvormigheid die Abraham Kuyper een van de oprichters van de VU in de 19e eeuw al de vloek voor de samenleving noemde. Het gaat erom elkaar op te zoeken en zich niet terug te trekken in de eigen werkelijkheid. Vanaf nu moet telkens de vraag opgeworpen worden hoe de universiteit in onderwijs, maar ook in onderzoekswerk ervoor zorgt dat systematisch aandacht wordt besteed aan goede integratie. Iedereen moet deze uitdagingen oppakken, ook de studenten zelf. Van werkgeverskant ligt een bijdrage vast in het SER-advies over het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt.

Wij willen aan onze universiteit uiteindelijk allemaal goed onderwijs dat voorbereidt op de maatschappij en hoogstaand onderzoek waarmee we voor de maatschappij het verschil kunnen maken. In de handen van de universiteit ligt de kans om een nieuwe generatie jonge, creatieve talenten uit alle lagen van de bevolking te vormen, in het bedrijfsleven de kans om dit talent in te zetten. De VU gaat deze uitdaging aan in de overtuiging dat niet alle vragen direct beantwoord kunnen worden en dat het noodzakelijk is de dialoog daarover te blijven voeren.

Hans de Boer en Jaap Winter

Deze tekst is gebaseerd op de redes die Jaap Winter (bestuursvoorzitter VU) en Hans de Boer (voorzitter VNO-NCW) uitspraken bij de opening van het academisch jaar aan de Vrije Universiteit Amsterdam.