Inleiding van Hans de Boer bij de Opening van het Academisch Jaar van de VU Amsterdam

02-09-2014

Ik ben zeer vereerd en verheugd om vandaag een bijdrage te mogen leveren aan een significant moment, de opening van het nieuwe Academisch jaar.

Vereerd, omdat de VU mijn Alma Mater is. Vanuit Friesland ben ik naar Amsterdam getogen waar de universiteit mij kennis schonk; én vele unieke ontmoetingen met professoren en mede-studenten. Zowel de opgedane kennis als de kennissen en vrienden lopen als een rode draad door mijn leven en hebben daaraan op cruciale momenten mede een wending gegeven. Ik ben de universiteit daarvoor dankbaar. Hopelijk is dat wederzijds.

Verheugd hier te staan als voorzitter van VNO-NCW. Het onderstreept mijn inziens dat onderwijs, wetenschap en het bedrijfsleven duurzame partners zijn. Waar de universiteit mijn Alma Mater is, heeft het ondernemerschap mijn leven na de universiteit gevormd.

Kerntaken in mijn ogen voor een universiteit zijn: Onderwijs. Onderzoek. En – niet vergeten - Valorisatie. Dus:
1) zorgen voor goed opgeleide jongeren, burgers die de samenleving verder kunnen brengen,
2) nieuwe kennis produceren en ontwikkelen én
3) die kennis inzetten in bedrijven en instellingen om tot betere producten en diensten te komen en zo de welvaart en het welzijn te vergroten.

Dwars door alle rollen zit nog een ander aspect. Er is eigenlijk geen institutie die een dergelijk vaste waarde vormt in de samenleving als de universiteit. Al honderden jaren is de 'universitas' de plaats en een gemeenschap waar men elkaar helpt om inzichten, kennis te verwerven, en brede vaardigheden te ontwikkelen (academische vorming). Deze positie als baken van vorming en ontwikkeling brengt met zich mee dat van universiteiten ook verwacht mag worden dat zij de omgeving creëren die van hun studenten bewuste en onafhankelijk denkende burgers maakt. Op het einde van mijn inleiding kom ik daar op terug.



Zie Download 1 in de rechterkolom voor de volledig tekst.