Nanno Kleiterp (FMO): ‘Bedrijfsleven moet aan tafel zitten bij ontwikkelingsprojecten’

25-05-2016

De Nederlandse ontwikkelingsbank FMO was er vooral om financiering te verstrekken aan bedrijven in ontwikkelingslanden. Maar directeur Nanno Kleiterp wil zich meer richten op kredieten voor Nederlandse bedrijven. ‘Wie een goed plan heeft, is welkom.’

FMO is toch voor ontwikkelingshulp? Hoe past steun aan het bedrijfsleven hierin?
‘We steunden incidenteel wel Nederlandse bedrijven die risicovolle investeringen wilden doen in ontwikkelingslanden en daar moeilijk financiering voor konden krijgen. Vanaf dit jaar gaan we dat structureler aanpakken. Dat past ook binnen het beleid van hulp en handel van het ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.’

Er wordt al veel bedacht om bedrijven te interesseren voor ontwikkelingsprojecten. Wat gaat FMO anders doen?
‘Het aandeel Nederlandse bedrijven dat exporteert naar opkomende markten is relatief  laag ten opzichte van de ons omringende landen. Wij hebben eens gekeken hoe dat komt en wat je er aan zou kunnen doen. Nederland heeft op zich natuurlijk een prima aanbod. Wat we zien is dat andere landen, vooral Aziatische, kant-en-klare oplossingen bieden. Als ergens een haven moet komen, doen ze niet alleen een baggerbedrijf in de aanbieding, maar ze leggen ook de kades aan, de bedrijventerreinen, achterland infrastructuur en ze nemen een handelsstroom mee. Op die manier los je het probleem op. Als je alleen het baggeren aanbiedt, dan word je op zijn best onderaannemer.’

‘Dit wordt de nieuwe manier van ontwikkelingssamenwerking’

Dus FMO gaat complete projecten aanbieden aan ontwikkelingslanden?
‘Zoiets, zeker als bedrijven een goed plan hebben, zijn ze welkom. Drie jaar geleden zijn we met Boskalis, het Rotterdamse havenbedrijf, Frugi Venta en projectontwikkelingsbureau Mercator om tafel gaan zitten met de ministeries van EZ en voor Buitenlandse Handel om een pilot te ontwikkelen voor Ethiopië. In het achterland wordt groenten fruit gekweekt voor de buitenlandse – lees Nederlandse – markt. Er ligt wel een spoorlijn naar de dichtstbijzijnde haven in Djibouti, maar het ontbreekt aan koelfaciliteiten. Daar hebben wij een project van gemaakt, met startfinanciering van overheid en FMO. Wij zijn naar de Ethiopische overheid gegaan met een vertegenwoordiging van de Nederlandse ambassade en hebben ons projectplan gepresenteerd. Die was daar enthousiast over en nu wordt dat verder uitgewerkt.’

Wordt dit de nieuwe manier van ontwikkelingshulp?
‘Dit is wel de manier waarop het werkt. Het is ook belangrijk dat bij dit soort ontwikkelingsprojecten bedrijven aan tafel zitten. Als zij niet willen, weet je eigenlijk dat het project niet goed in elkaar zit. Ik zie de rol van ontwikkelingsbanken verbreden van langetermijnfinanciers naar verleners van steun op een eerder moment in de projectontwikkelingsfase. Blending is daarbij de nieuwe term: omdat wij met de overheid de grootste risico’s dekken, worden de projecten wel interessant voor grote commerciële geldverstrekkers. Zo willen we een multipliereffect creëren.’

Lonen zulke langdurige projecten wel?
‘Het zijn inderdaad projecten die jaren duren. Wij denken er ongeveer drie per jaar te kunnen aanpakken. Maar dat worden wel investeringen ter waarde van honderden miljoenen dollars. Misschien wel een miljard. We hebben inmiddels wereldwijd een aantal handelscorridors geïdentificeerd die infrastructuur moeten ontwikkelen om een bijdrage te kunnen leveren aan voedselzekerheid en bestand te zijn tegen klimaatverandering. Dat zijn de onderwerpen waar Nederland echt iets te bieden heeft.’

Dit artikel komt uit de print Forum