Zo zinkt sector als een baksteen

06-11-2014

En ineens dreigt het gevaar aan alle kanten. Een torenhoge energiebelasting, (te) strikte uitleg van Europese natuurwetgeving én veel te scherpe eisen voor vervoer over water. Naast de malaise in de nieuwbouw. Baksteenfabrikanten vechten voor hun voortbestaan. 'Dit is zuur.'


Wat baksteenfabrikanten bedreigt...

Dubbele cijfers voor de productie van nieuwbouwwoningen en een gematigde groei van de rest van de bouwproductie. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) voorspelde in januari een krachtig herstel. Een positief vooruitzicht. Maar in elk geval dit jaar moet de bouwsector nog door de zure appel heen zien te bijten. Want de bouw van nieuwe woningen mag sinds het uitbreken van de crisis in 2008 al zijn gedaald met 35 procent, het dieptepunt is nog niet bereikt. Als de voorspellingen van het EIB uitkomen, zal dit jaar worden afgesloten met een krimp van 7 procent. De pijn in de bouw gaat niet voorbij aan een van de grotere toeleveranciers: de baksteenfabrikanten. Hun afzet loopt al een aantal jaren terug. Opvallend was dat ze de schade vorig jaar beperkt wisten te houden tot een bescheiden 2 procent. Dat was overigens niet te danken aan een opleving van de binnenlandse markt. In Nederland zakte de afzet (verder) in met 18 procent. De compensatie kwam van de sterk toegenomen export (+ 49 procent). Nederlandse bakstenen deden het vooral goed op de Britse nieuwbouwmarkt. Ook de binnenlandse afzet van straatbaksteen ging flink omlaag, met 10 procent ten opzichte van het jaar ervoor. De export van straatbaksteen steeg met 12 procent. Maar hier gaat het maar om bescheiden aantallen stenen. En daar kunnen de baksteenfabrikanten niet van leven.




Ivo Würzner, Rodruza

'Kleiwinning leidt tot prachtige natuur'

De productielocaties van baksteenfabrikanten staan veelal in de buitendijkse gebieden van de grote rivieren. Vanwege de aanwezigheid van de klei nodig voor de productie. Maar ook vanwege de transportmogelijkheden die de rivier biedt. Ook de productiefaciliteiten van Rodruza zijn in de buurt van het water. Würzner hoopt dat zijn bedrijf ook onder Natura 2000 de ruimte krijgt. Want de discussie over wat straks nog mag in de gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet, raakt de baksteenfabrikanten direct. En dan vooral de winning van klei. 'Natura 2000 beschermt de natuur die dankzij de kleiwinning is gecreëerd. Maar de creatie van nieuwe natuur op precies dezelfde manier wordt door diezelfde wet tegengewerkt.' Onterecht, vindt Würzner, want de kleiwinning gebeurt met respect voor de natuur. Hij noemt als voorbeeld de aanpak van het gebied bij de Diedensche Uiterdijk in Brabant, samen met Natuurmonumenten. Flora en fauna ontwikkelen zich er prachtig. 'Dat wij serieus omspringen met de natuur, blijkt onder meer uit de techniek die wij gebruiken voor de kleiwinning. Die techniek, ontwikkeld samen met het Wereld Natuur Fonds, maakt het mogelijk bij het afgraven het natuurlijk reliëf in de bodem zo precies te volgen dat de oorspronkelijke geulenpatronen en het reliëf in de bodem weer zichtbaar worden. En dat leidt tot een grote biodiversiteit.' Er zijn in Nederland meer dan 160 Natura 2000-gebieden aangewezen. Vorig jaar hadden daarvoor al beheerplannen klaar moeten zijn – plannen waarin staat wat nodig is om de bestaande natuur in een bepaald gebied te beschermen. Maar dat proces heeft een forse vertraging opgelopen. Zolang de beheerplannen er niet liggen, kunnen de baksteenfabrikanten nog 'op de oude voet' verder met de kleiwinning. Maar als zij straks beperkingen krijgen opgelegd of zelfs een verbod, heeft dat grote gevolgen. 'Een gemiddelde fabrikant heeft jaarlijks zo'n 200.000 ton klei nodig om te voldoen aan de vraag naar baksteen. Als ze de bestaande sortering bakstenen willen blijven aanbieden, zullen ze de klei daarvoor elders vandaan moeten halen. Dat geldt ook voor de klei nodig voor de versterking van de Nederlandse dijken. Dat betekent een forse extra kostenpost. Bovendien is het slecht voor het milieu.'




Atse Blei, De Rijswaard

'Geef vervoer over water de ruimte'

Hij doet 70 procent van zijn kleitransport per binnenvaartschip. Atse Blei, directeur van De Rijswaard in Aalst, schat in dat zijn collega's nu zo'n 40 procent van de klei voor de baksteenproductie aanvoeren via het water. Het zou meer kunnen zijn, als de vergunningverlening wat soepeler zou gaan. Blei mag zich ervaringsdeskundige noemen. Hij probeert al zo'n vijftien jaar een vergunning los te krijgen voor een nieuwe laad- en losfaciliteit bij zijn bedrijf. 'We hebben nu een laad- en loswal van vijftien meter breed. Op jaarbasis laden we hier zo'n vijftig coasters met bakstenen voor onze verkoopvestiging in Engeland. Uitgaand van het Waalformaat gaat het om 50 miljoen stenen. En dan doen we ook nog zo'n tachtig binnenvaartschepen met klei. Het is nu af en toe bijna ruziën over de loswal hier.' Blei zou graag een laad- en losfaciliteit aanleggen van 25 tot 30 meter breed, zodat er meer capaciteit beschikbaar komt. Maar dat lijkt gemakkelijker dan het is. 'Je moet over zoveel schijven. De gemeente wil graag haar medewerking verlenen. Want zij is blij met minder wegtransport. Maar Rijkswaterstaat moet een vergunning afgeven vanwege de aanslag op het waterbergend vermogen (de mate waarin de kade de capaciteit van de waterloop beïnvloedt; red.).' Hij snapt niet dat het allemaal zo lang moet duren. Want, zo redeneert hij, wat is nou de invloed van zo'n loswal? 'Het gaat om een paar kubieke meter, eenmalig. Als je ziet wat wij daar jaarlijks aan waterbergend vermogen tegenover stellen...' Een vaste loswal zoals bij De Rijswaard 'voor de deur' ligt, is in de kleiwinningsgebieden uit den boze. Daar worden mobiele loswallen gebruikt. De eisen aan de vergunning voor zo'n voorziening gaan ver. De binnenvaartschepen waarmee de klei wordt afgevoerd, mogen bij het laden bijvoorbeeld niet buiten de kribben komen. Anders zouden ze het vaarverkeer in gevaar kunnen brengen. Maar de huidige generatie schepen is 135 meter lang. En zie die dan maar 'binnen de lijnen' te houden. Volgens Blei is er best een mouw aan te passen, zonder dat dit gevaar oplevert. Bijvoorbeeld door overdag – met goed zicht – te laden. 'Het is de moeite waard om zoveel mogelijk vervoer over water af te wikkelen. En zeker niet alleen voor ons.'




Geert Jan Strating, Steenindustrie Strating

'Dubbel gestraft met energiebelasting'

'We zitten met ons bedrijf in Oude Pekela, op amper 25 kilometer van de grens met Duitsland. Maar we worden waar het gaat om energiekosten heel anders behandeld dan bedrijven aan de andere kant van de grens.' Strating doelt op de hoge energiebelasting die Nederlandse bedrijven voor de kiezen krijgen. 'Een beetje afhankelijk van de bedrijfsgrootte betalen we hier vier tot zes keer zoveel belasting over aardgasgebruik als onze zuiderburen. Het verschil in belasting met onze oosterburen is minder groot. Maar de Duitsers kennen – net als de Belgen – een vrijstellingsregeling. Europese regelgeving biedt daarvoor de ruimte. De regeling geldt voor energie die nodig is voor mineralogische transformatieprocessen, zoals de productie van bouwkeramiek. 'Wij pleiten er al langer voor om in Nederland zo'n zelfde regeling te treffen. Maar tot nu toe zonder resultaat.' Volgens Strating is de halsstarrige houding van de Nederlandse overheid puur een kwestie van geld. 'De belasting wordt onder het mom van 'het was er al' gehandhaafd. Schrappen betekent echt niet dat de rijksbegroting als een kaartenhuis in elkaar stort. Daarvoor is onze branche te klein.' Maar voor de bedrijven zijn de gevolgen van het niet schrappen wél vergaand. 'Kleinere bedrijven die niet over locaties in meerdere landen beschikken, hebben niet de mogelijkheid hun boeltje op te pakken en buiten Nederland verder te gaan omdat de energie daar goedkoper is. Zij zullen moeten zien te leven met een extra kostenpost van al gauw 70.000 tot 150.000 euro, afhankelijk van de bedrijfsgrootte. Zoiets is helemaal zuur als je met je bedrijf, zoals wij, maar een paar kilometer van de grens zit. Bedrijven die wél beschikken over productiefaciliteiten buiten de landsgrenzen, zullen zich wel twee keer bedenken of ze in Nederland verder moeten gaan. Er zijn al fabrikanten die in Nederland productielocaties hebben gesloten en het werk hebben overgeheveld naar het buitenland. En daarmee snijdt de Nederlandse overheid zich in de vingers. Want dit betekent dat mensen in de WW terechtkomen, minder of helemaal geen vennootschapsbelasting kan worden geïncasseerd, enzovoorts.'